Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. paraderen:


Niederländisch

Detailed Synonyms for paraderen in Niederländisch

paraderen:

paraderen Verb (paradeer, paradeert, paradeerde, paradeerden, geparadeerd)

  1. paraderen
    paraderen
    • paraderen Verb (paradeer, paradeert, paradeerde, paradeerden, geparadeerd)

Konjugationen für paraderen:

o.t.t.
  1. paradeer
  2. paradeert
  3. paradeert
  4. paraderen
  5. paraderen
  6. paraderen
o.v.t.
  1. paradeerde
  2. paradeerde
  3. paradeerde
  4. paradeerden
  5. paradeerden
  6. paradeerden
v.t.t.
  1. heb geparadeerd
  2. hebt geparadeerd
  3. heeft geparadeerd
  4. hebben geparadeerd
  5. hebben geparadeerd
  6. hebben geparadeerd
v.v.t.
  1. had geparadeerd
  2. had geparadeerd
  3. had geparadeerd
  4. hadden geparadeerd
  5. hadden geparadeerd
  6. hadden geparadeerd
o.t.t.t.
  1. zal paraderen
  2. zult paraderen
  3. zal paraderen
  4. zullen paraderen
  5. zullen paraderen
  6. zullen paraderen
o.v.t.t.
  1. zou paraderen
  2. zou paraderen
  3. zou paraderen
  4. zouden paraderen
  5. zouden paraderen
  6. zouden paraderen
diversen
  1. paradeer!
  2. paradeert!
  3. geparadeerd
  4. paraderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze