Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. overdragen:


Niederländisch

Detailed Synonyms for overdragen in Niederländisch

overdragen:

overdragen Verb (overdraag, overdraagt, overdroeg, overdroegen, overdragen)

  1. overdragen
    overdragen; delegeren
    • overdragen Verb (overdraag, overdraagt, overdroeg, overdroegen, overdragen)
    • delegeren Verb (delegeer, delegeert, delegeerde, delegeerden, gedelegeerd)
  2. overdragen
    – het aan iemand anders (door)geven 1
    overdragen
    – het aan iemand anders (door)geven 1
    • overdragen Verb (overdraag, overdraagt, overdroeg, overdroegen, overdragen)
      • hij heeft deze ziekte op mij overgedragen1

Konjugationen für overdragen:

o.t.t.
  1. overdraag
  2. overdraagt
  3. overdraagt
  4. overdragen
  5. overdragen
  6. overdragen
o.v.t.
  1. overdroeg
  2. overdroeg
  3. overdroeg
  4. overdroegen
  5. overdroegen
  6. overdroegen
v.t.t.
  1. heb overdragen
  2. hebt overdragen
  3. heeft overdragen
  4. hebben overdragen
  5. hebben overdragen
  6. hebben overdragen
v.v.t.
  1. had overdragen
  2. had overdragen
  3. had overdragen
  4. hadden overdragen
  5. hadden overdragen
  6. hadden overdragen
o.t.t.t.
  1. zal overdragen
  2. zult overdragen
  3. zal overdragen
  4. zullen overdragen
  5. zullen overdragen
  6. zullen overdragen
o.v.t.t.
  1. zou overdragen
  2. zou overdragen
  3. zou overdragen
  4. zouden overdragen
  5. zouden overdragen
  6. zouden overdragen
diversen
  1. overdraag!
  2. overdraagt!
  3. overdragen
  4. overdragend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Definitionen für "overdragen":

  1. het aan iemand anders (door)geven1
    • hij heeft deze ziekte op mij overgedragen1

Related Synonyms for overdragen