Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. oprichten:


Niederländisch

Detailed Synonyms for oprichten in Niederländisch

oprichten:

oprichten Verb (richt op, richtte op, richtten op, opgericht)

  1. oprichten
    oprichten; stichten; instellen; invoeren
    • oprichten Verb (richt op, richtte op, richtten op, opgericht)
    • stichten Verb (sticht, stichtte, stichtten, gesticht)
    • instellen Verb (stel in, stelt in, stelde in, stelden in, ingesteld)
    • invoeren Verb (voer in, voert in, voerde in, voerden in, ingevoerd)
  2. oprichten
    oprichten; optrekken; overeindzetten
    • oprichten Verb (richt op, richtte op, richtten op, opgericht)
    • optrekken Verb (trek op, trekt op, trok op, trokken op, opgetrokken)
    • overeindzetten Verb (zet overeind, zette overeind, zetten overeind, overeind gezet)
  3. oprichten
    – het laten ontstaan 1
    beginnen; oprichten; stichten
    – het laten ontstaan 1
    • beginnen Verb (begin, begint, begon, begonnen, begonnen)
      • ?1
    • oprichten Verb (richt op, richtte op, richtten op, opgericht)
      • hij richtte een oudercommissie op1
    • stichten Verb (sticht, stichtte, stichtten, gesticht)
      • we gaan een gezin stichten1
  4. oprichten
    – rechtop gaan staan of zitten 1
    oprichten
    – rechtop gaan staan of zitten 1
    • oprichten Verb (richt op, richtte op, richtten op, opgericht)
      • zij richtte zich op en keek mij aan1

Konjugationen für oprichten:

o.t.t.
  1. richt op
  2. richt op
  3. richt op
  4. richten op
  5. richten op
  6. richten op
o.v.t.
  1. richtte op
  2. richtte op
  3. richtte op
  4. richtten op
  5. richtten op
  6. richtten op
v.t.t.
  1. heb opgericht
  2. hebt opgericht
  3. heeft opgericht
  4. hebben opgericht
  5. hebben opgericht
  6. hebben opgericht
v.v.t.
  1. had opgericht
  2. had opgericht
  3. had opgericht
  4. hadden opgericht
  5. hadden opgericht
  6. hadden opgericht
o.t.t.t.
  1. zal oprichten
  2. zult oprichten
  3. zal oprichten
  4. zullen oprichten
  5. zullen oprichten
  6. zullen oprichten
o.v.t.t.
  1. zou oprichten
  2. zou oprichten
  3. zou oprichten
  4. zouden oprichten
  5. zouden oprichten
  6. zouden oprichten
en verder
  1. ben opgericht
  2. bent opgericht
  3. is opgericht
  4. zijn opgericht
  5. zijn opgericht
  6. zijn opgericht
diversen
  1. richt op!
  2. richtt op!
  3. opgericht
  4. oprichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Alternate Synonyms for "oprichten":


Antonyme für "oprichten":


Verwandte Definitionen für "oprichten":

  1. het laten ontstaan1
    • hij richtte een oudercommissie op1
  2. rechtop gaan staan of zitten1
    • zij richtte zich op en keek mij aan1