Niederländisch
Detailed Synonyms for opgeblazen in Niederländisch
opgeblazen:
-
opgeblazen
opgezet; opgezwollen; opgeblazen; gezwollen-
opgezet Adjektiv
-
opgezwollen Adjektiv
-
opgeblazen Adjektiv
-
gezwollen Adjektiv
-
-
opgeblazen
bombastisch; hoogdravend; pompeus; opgeblazen; gezwollen-
bombastisch Adjektiv
-
hoogdravend Adjektiv
-
pompeus Adjektiv
-
opgeblazen Adjektiv
-
gezwollen Adjektiv
-
Verwandte Wörter für "opgeblazen":
opgeblazen form of opblazen:
-
opblazen
-
opblazen
Konjugationen für opblazen:
o.t.t.
- blaas op
- blaast op
- blaast op
- blazen op
- blazen op
- blazen op
o.v.t.
- blies op
- blies op
- blies op
- bliezen op
- bliezen op
- bliezen op
v.t.t.
- heb opgeblazen
- hebt opgeblazen
- heeft opgeblazen
- hebben opgeblazen
- hebben opgeblazen
- hebben opgeblazen
v.v.t.
- had opgeblazen
- had opgeblazen
- had opgeblazen
- hadden opgeblazen
- hadden opgeblazen
- hadden opgeblazen
o.t.t.t.
- zal opblazen
- zult opblazen
- zal opblazen
- zullen opblazen
- zullen opblazen
- zullen opblazen
o.v.t.t.
- zou opblazen
- zou opblazen
- zou opblazen
- zouden opblazen
- zouden opblazen
- zouden opblazen
en verder
- ben opgeblazen
- bent opgeblazen
- is opgeblazen
- zijn opgeblazen
- zijn opgeblazen
- zijn opgeblazen
diversen
- blaas op!
- blaast op!
- opgeblazen
- opblazend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
opblazen