Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. niet vast:
  2. vastnieten:


Niederländisch

Detailed Synonyms for niet vast in Niederländisch

niet vast:

niet vast Adjektiv

  1. niet vast
  2. niet vast
    los; niet vast

vastnieten:

vastnieten Verb (niet vast, niette vast, nietten vast, vastgeniet)

  1. vastnieten
    nieten; aanhechten; vastnieten
    • nieten Verb (niet, niette, nietten, geniet)
    • aanhechten Verb (hecht aan, hechtte aan, hechtten aan, aangehecht)
    • vastnieten Verb (niet vast, niette vast, nietten vast, vastgeniet)

Konjugationen für vastnieten:

o.t.t.
  1. niet vast
  2. niet vast
  3. niet vast
  4. nieten vast
  5. nieten vast
  6. nieten vast
o.v.t.
  1. niette vast
  2. niette vast
  3. niette vast
  4. nietten vast
  5. nietten vast
  6. nietten vast
v.t.t.
  1. heb vastgeniet
  2. hebt vastgeniet
  3. heeft vastgeniet
  4. hebben vastgeniet
  5. hebben vastgeniet
  6. hebben vastgeniet
v.v.t.
  1. had vastgeniet
  2. had vastgeniet
  3. had vastgeniet
  4. hadden vastgeniet
  5. hadden vastgeniet
  6. hadden vastgeniet
o.t.t.t.
  1. zal vastnieten
  2. zult vastnieten
  3. zal vastnieten
  4. zullen vastnieten
  5. zullen vastnieten
  6. zullen vastnieten
o.v.t.t.
  1. zou vastnieten
  2. zou vastnieten
  3. zou vastnieten
  4. zouden vastnieten
  5. zouden vastnieten
  6. zouden vastnieten
en verder
  1. ben vastgeniet
  2. bent vastgeniet
  3. is vastgeniet
  4. zijn vastgeniet
  5. zijn vastgeniet
  6. zijn vastgeniet
diversen
  1. niet vast!
  2. niet vast!
  3. vastgeniet
  4. vastnietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Synonyms for niet vast