Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. manipuleren:


Niederländisch

Detailed Synonyms for manipuleren in Niederländisch

manipuleren:

manipuleren Verb

  1. manipuleren
    werken; opereren; manipuleren; te werk gaan; procederen; optreden; handelen; leven
    • werken Verb (werk, werkt, werkte, werkten, gewerkt)
    • opereren Verb (opereer, opereert, opereerde, opereerden, geopereerd)
    • te werk gaan Verb (ga te werk, gaat te werk, ging te werk, gingen te werk, te werk gegaan)
    • procederen Verb (procedeer, procedeert, procedeerde, procedeerden, geprocedeerd)
    • optreden Verb (treed op, treedt op, trad op, traden op, opgetreden)
    • handelen Verb (handel, handelt, handelde, handelden, gehandeld)
    • leven Verb (leef, leeft, leefde, leefden, geleefd)
  2. manipuleren