Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. lummel:
  2. lummelen:


Niederländisch

Detailed Synonyms for lummel in Niederländisch

lummel:

lummel [de ~ (m)] Nomen

  1. de lummel
    de boerenlul; de hork; de lummel
  2. de lummel
    de lummel; de pummel; de kinkel; de vlegel

Verwandte Wörter für "lummel":


lummelen:

lummelen Verb (lummel, lummelt, lummelde, lummelden, gelummeld)

  1. lummelen
    luieren; lanterfanten; lummelen; niksen; rondhangen; nietsdoen
    • luieren Verb (luier, luiert, luierde, luierden, geluierd)
    • lanterfanten Verb (lanterfant, lanterfantte, lanterfantten, gelanterfant)
    • lummelen Verb (lummel, lummelt, lummelde, lummelden, gelummeld)
    • niksen Verb (niks, nikst, nikste, niksten, genikst)
    • rondhangen Verb (hang rond, hangt rond, hing rond, hingen rond, rondgehangen)
    • nietsdoen Verb (doe niets, doet niets, deed niets, deden niets, niets gedaan)

Konjugationen für lummelen:

o.t.t.
  1. lummel
  2. lummelt
  3. lummelt
  4. lummelen
  5. lummelen
  6. lummelen
o.v.t.
  1. lummelde
  2. lummelde
  3. lummelde
  4. lummelden
  5. lummelden
  6. lummelden
v.t.t.
  1. heb gelummeld
  2. hebt gelummeld
  3. heeft gelummeld
  4. hebben gelummeld
  5. hebben gelummeld
  6. hebben gelummeld
v.v.t.
  1. had gelummeld
  2. had gelummeld
  3. had gelummeld
  4. hadden gelummeld
  5. hadden gelummeld
  6. hadden gelummeld
o.t.t.t.
  1. zal lummelen
  2. zult lummelen
  3. zal lummelen
  4. zullen lummelen
  5. zullen lummelen
  6. zullen lummelen
o.v.t.t.
  1. zou lummelen
  2. zou lummelen
  3. zou lummelen
  4. zouden lummelen
  5. zouden lummelen
  6. zouden lummelen
diversen
  1. lummel!
  2. lummelt!
  3. gelummeld
  4. lummelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Wörter für "lummelen":