Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. losbreken:


Niederländisch

Detailed Synonyms for losbreken in Niederländisch

losbreken:

losbreken Verb (breek los, breekt los, brak los, braken los, losgebroken)

  1. losbreken
    losbarsten; losbreken
    • losbarsten Verb (barst los, barstte los, barstten los, losgebarsten)
    • losbreken Verb (breek los, breekt los, brak los, braken los, losgebroken)
  2. losbreken
    losbreken; zich met geweld losbreken
  3. losbreken
    openbreken; kraken; losbreken
    • openbreken Verb (breek open, breekt open, brak open, braken open, opengebroken)
    • kraken Verb (kraak, kraakt, kraakte, kraakten, gekraakt)
    • losbreken Verb (breek los, breekt los, brak los, braken los, losgebroken)

Konjugationen für losbreken:

o.t.t.
  1. breek los
  2. breekt los
  3. breekt los
  4. breken los
  5. breken los
  6. breken los
o.v.t.
  1. brak los
  2. brak los
  3. brak los
  4. braken los
  5. braken los
  6. braken los
v.t.t.
  1. ben losgebroken
  2. bent losgebroken
  3. is losgebroken
  4. zijn losgebroken
  5. zijn losgebroken
  6. zijn losgebroken
v.v.t.
  1. was losgebroken
  2. was losgebroken
  3. was losgebroken
  4. waren losgebroken
  5. waren losgebroken
  6. waren losgebroken
o.t.t.t.
  1. zal losbreken
  2. zult losbreken
  3. zal losbreken
  4. zullen losbreken
  5. zullen losbreken
  6. zullen losbreken
o.v.t.t.
  1. zou losbreken
  2. zou losbreken
  3. zou losbreken
  4. zouden losbreken
  5. zouden losbreken
  6. zouden losbreken
diversen
  1. breek los!
  2. breekt los!
  3. losgebroken
  4. losbrekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Synonyms for losbreken