Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. lek:
  2. lekken:


Niederländisch

Detailed Synonyms for lek in Niederländisch

lek:

lek [de ~ (m)] Nomen

  1. de lek
    de lek; het lekken
  2. de lek
    de lek; de lekkage
  3. de lek
    het gat; waterlek; het gaatje; de lek

lek Adjektiv

  1. lek
    lek; ondicht

Verwandte Wörter für "lek":


lekken:

lekken Verb (lek, lekt, lekte, lekten, gelekt)

  1. lekken
    lekken; lek zijn

Konjugationen für lekken:

o.t.t.
  1. lek
  2. lekt
  3. lekt
  4. lekken
  5. lekken
  6. lekken
o.v.t.
  1. lekte
  2. lekte
  3. lekte
  4. lekten
  5. lekten
  6. lekten
v.t.t.
  1. heb gelekt
  2. hebt gelekt
  3. heeft gelekt
  4. hebben gelekt
  5. hebben gelekt
  6. hebben gelekt
v.v.t.
  1. had gelekt
  2. had gelekt
  3. had gelekt
  4. hadden gelekt
  5. hadden gelekt
  6. hadden gelekt
o.t.t.t.
  1. zal lekken
  2. zult lekken
  3. zal lekken
  4. zullen lekken
  5. zullen lekken
  6. zullen lekken
o.v.t.t.
  1. zou lekken
  2. zou lekken
  3. zou lekken
  4. zouden lekken
  5. zouden lekken
  6. zouden lekken
diversen
  1. lek!
  2. lekt!
  3. gelekt
  4. lekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

lekken [het ~] Nomen

  1. het lekken
    de lek; het lekken

Verwandte Wörter für "lekken":


Related Synonyms for lek