Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. ioniseren:


Niederländisch

Detailed Synonyms for ioniseren in Niederländisch

ioniseren:

ioniseren Verb (ioniseer, ioniseert, ioniseerde, ioniseerden, geïoniseerd)

  1. ioniseren
    ioniseren
    • ioniseren Verb (ioniseer, ioniseert, ioniseerde, ioniseerden, geïoniseerd)

Konjugationen für ioniseren:

o.t.t.
  1. ioniseer
  2. ioniseert
  3. ioniseert
  4. ioniseren
  5. ioniseren
  6. ioniseren
o.v.t.
  1. ioniseerde
  2. ioniseerde
  3. ioniseerde
  4. ioniseerden
  5. ioniseerden
  6. ioniseerden
v.t.t.
  1. heb geïoniseerd
  2. hebt geïoniseerd
  3. heeft geïoniseerd
  4. hebben geïoniseerd
  5. hebben geïoniseerd
  6. hebben geïoniseerd
v.v.t.
  1. had geïoniseerd
  2. had geïoniseerd
  3. had geïoniseerd
  4. hadden geïoniseerd
  5. hadden geïoniseerd
  6. hadden geïoniseerd
o.t.t.t.
  1. zal ioniseren
  2. zult ioniseren
  3. zal ioniseren
  4. zullen ioniseren
  5. zullen ioniseren
  6. zullen ioniseren
o.v.t.t.
  1. zou ioniseren
  2. zou ioniseren
  3. zou ioniseren
  4. zouden ioniseren
  5. zouden ioniseren
  6. zouden ioniseren
en verder
  1. ben geïoniseerd
  2. bent geïoniseerd
  3. is geïoniseerd
  4. zijn geïoniseerd
  5. zijn geïoniseerd
  6. zijn geïoniseerd
diversen
  1. ioniseer!
  2. ioniseert!
  3. geïoniseerd
  4. ioniserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze