Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. incrimineren:


Niederländisch

Detailed Synonyms for incrimineren in Niederländisch

incrimineren:

incrimineren Verb (incrimineer, incrimineert, incrimineerde, incrimineerden, geïncrimineerd)

  1. incrimineren
    beschuldigen; verdenken; incrimineren; verdacht maken; betichten
    • beschuldigen Verb (beschuldig, beschuldigt, beschuldigde, beschuldigden, beschuldigd)
    • verdenken Verb (verdenk, verdenkt, verdacht, verdachten, verdacht)
    • incrimineren Verb (incrimineer, incrimineert, incrimineerde, incrimineerden, geïncrimineerd)
    • verdacht maken Verb (maak verdacht, maakt verdacht, maakte verdacht, maakten verdacht, verdacht gemaakt)
    • betichten Verb (beticht, betichtte, betichtten, beticht)

Konjugationen für incrimineren:

o.t.t.
  1. incrimineer
  2. incrimineert
  3. incrimineert
  4. incrimineren
  5. incrimineren
  6. incrimineren
o.v.t.
  1. incrimineerde
  2. incrimineerde
  3. incrimineerde
  4. incrimineerden
  5. incrimineerden
  6. incrimineerden
v.t.t.
  1. heb geïncrimineerd
  2. hebt geïncrimineerd
  3. heeft geïncrimineerd
  4. hebben geïncrimineerd
  5. hebben geïncrimineerd
  6. hebben geïncrimineerd
v.v.t.
  1. had geïncrimineerd
  2. had geïncrimineerd
  3. had geïncrimineerd
  4. hadden geïncrimineerd
  5. hadden geïncrimineerd
  6. hadden geïncrimineerd
o.t.t.t.
  1. zal incrimineren
  2. zult incrimineren
  3. zal incrimineren
  4. zullen incrimineren
  5. zullen incrimineren
  6. zullen incrimineren
o.v.t.t.
  1. zou incrimineren
  2. zou incrimineren
  3. zou incrimineren
  4. zouden incrimineren
  5. zouden incrimineren
  6. zouden incrimineren
en verder
  1. ben geïncrimineerd
  2. bent geïncrimineerd
  3. is geïncrimineerd
  4. zijn geïncrimineerd
  5. zijn geïncrimineerd
  6. zijn geïncrimineerd
diversen
  1. incrimineer!
  2. incrimineert!
  3. geïncrimineerd
  4. incriminerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze