Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. dreigen:


Niederländisch

Detailed Synonyms for dreigen in Niederländisch

dreigen:

dreigen Verb (dreig, dreigt, dreigde, dreigden, gedreigd)

  1. dreigen
    dreigen
    • dreigen Verb (dreig, dreigt, dreigde, dreigden, gedreigd)
  2. dreigen
    – hem bang maken 1
    dreigen
    – hem bang maken 1
    • dreigen Verb (dreig, dreigt, dreigde, dreigden, gedreigd)
      • de inbreker dreigde met een mes1
  3. dreigen
    – het gebeurt bijna 1
    dreigen
    – het gebeurt bijna 1
    • dreigen Verb (dreig, dreigt, dreigde, dreigden, gedreigd)
      • het dreigt te gaan regenen1

Konjugationen für dreigen:

o.t.t.
  1. dreig
  2. dreigt
  3. dreigt
  4. dreigen
  5. dreigen
  6. dreigen
o.v.t.
  1. dreigde
  2. dreigde
  3. dreigde
  4. dreigden
  5. dreigden
  6. dreigden
v.t.t.
  1. heb gedreigd
  2. hebt gedreigd
  3. heeft gedreigd
  4. hebben gedreigd
  5. hebben gedreigd
  6. hebben gedreigd
v.v.t.
  1. had gedreigd
  2. had gedreigd
  3. had gedreigd
  4. hadden gedreigd
  5. hadden gedreigd
  6. hadden gedreigd
o.t.t.t.
  1. zal dreigen
  2. zult dreigen
  3. zal dreigen
  4. zullen dreigen
  5. zullen dreigen
  6. zullen dreigen
o.v.t.t.
  1. zou dreigen
  2. zou dreigen
  3. zou dreigen
  4. zouden dreigen
  5. zouden dreigen
  6. zouden dreigen
diversen
  1. dreig!
  2. dreigt!
  3. gedreigd
  4. dreigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Definitionen für "dreigen":

  1. hem bang maken1
    • de inbreker dreigde met een mes1
  2. het gebeurt bijna1
    • het dreigt te gaan regenen1