Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. doorsneden:
  2. doorsnede:
  3. doorsnijden:


Niederländisch

Detailed Synonyms for doorsneden in Niederländisch

doorsneden:

doorsneden [de ~] Nomen, Plural

  1. de doorsneden
    de gemiddelden; de doorsneden
  2. de doorsneden
    de doorsneden; doorsnedes; de doorsnijdingen

Verwandte Wörter für "doorsneden":


doorsnede:

doorsnede [de ~] Nomen

  1. de doorsnede
    de doorsnede

doorsnede

  1. doorsnede
    – het breedste deel van de cirkel 1
    doorsnede; de diameter
    – het breedste deel van de cirkel 1
    • doorsnede
      • wat is de doorsnede van deze cirkel?1
    • diameter [de ~ (m)] Nomen
      • de diameter van deze cirkel is 10 centimeter1
  2. doorsnede
    – alsof je het doormidden gesneden hebt 1
    doorsnede
    – alsof je het doormidden gesneden hebt 1
    • doorsnede
      • ik teken de doorsnede van een appel1
  3. doorsnede
    – gemiddeld, gewoon 1
    doorsnede
    – gemiddeld, gewoon 1

Verwandte Wörter für "doorsnede":


Alternate Synonyms for "doorsnede":


Verwandte Definitionen für "doorsnede":

  1. het breedste deel van de cirkel1
    • wat is de doorsnede van deze cirkel?1
  2. alsof je het doormidden gesneden hebt1
    • ik teken de doorsnede van een appel1
  3. gemiddeld, gewoon1
    • de doorsnee Hollander1

doorsneden form of doorsnijden:

doorsnijden Verb (snijd door, snijdt door, sneed door, sneden door, doorgesneden)

  1. doorsnijden
    doorsnijden
    • doorsnijden Verb (snijd door, snijdt door, sneed door, sneden door, doorgesneden)

Konjugationen für doorsnijden:

o.t.t.
  1. snijd door
  2. snijdt door
  3. snijdt door
  4. snijden door
  5. snijden door
  6. snijden door
o.v.t.
  1. sneed door
  2. sneed door
  3. sneed door
  4. sneden door
  5. sneden door
  6. sneden door
v.t.t.
  1. heb doorgesneden
  2. hebt doorgesneden
  3. heeft doorgesneden
  4. hebben doorgesneden
  5. hebben doorgesneden
  6. hebben doorgesneden
v.v.t.
  1. had doorgesneden
  2. had doorgesneden
  3. had doorgesneden
  4. hadden doorgesneden
  5. hadden doorgesneden
  6. hadden doorgesneden
o.t.t.t.
  1. zal doorsnijden
  2. zult doorsnijden
  3. zal doorsnijden
  4. zullen doorsnijden
  5. zullen doorsnijden
  6. zullen doorsnijden
o.v.t.t.
  1. zou doorsnijden
  2. zou doorsnijden
  3. zou doorsnijden
  4. zouden doorsnijden
  5. zouden doorsnijden
  6. zouden doorsnijden
en verder
  1. is doorgesneden
  2. zijn doorgesneden
diversen
  1. snijd door!
  2. snijdt door!
  3. doorgesneden
  4. doorsnijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze