Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. debuteren:


Niederländisch

Detailed Synonyms for debuteren in Niederländisch

debuteren:

debuteren Verb (debuteer, debuteert, debuteerde, debuteerden, gedebuteerd)

  1. debuteren
    debuteren
    • debuteren Verb (debuteer, debuteert, debuteerde, debuteerden, gedebuteerd)

Konjugationen für debuteren:

o.t.t.
  1. debuteer
  2. debuteert
  3. debuteert
  4. debuteren
  5. debuteren
  6. debuteren
o.v.t.
  1. debuteerde
  2. debuteerde
  3. debuteerde
  4. debuteerden
  5. debuteerden
  6. debuteerden
v.t.t.
  1. heb gedebuteerd
  2. hebt gedebuteerd
  3. heeft gedebuteerd
  4. hebben gedebuteerd
  5. hebben gedebuteerd
  6. hebben gedebuteerd
v.v.t.
  1. had gedebuteerd
  2. had gedebuteerd
  3. had gedebuteerd
  4. hadden gedebuteerd
  5. hadden gedebuteerd
  6. hadden gedebuteerd
o.t.t.t.
  1. zal debuteren
  2. zult debuteren
  3. zal debuteren
  4. zullen debuteren
  5. zullen debuteren
  6. zullen debuteren
o.v.t.t.
  1. zou debuteren
  2. zou debuteren
  3. zou debuteren
  4. zouden debuteren
  5. zouden debuteren
  6. zouden debuteren
diversen
  1. debuteer!
  2. debuteert!
  3. gedebuteerd
  4. debuterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze