Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. compenseren:


Niederländisch

Detailed Synonyms for compenseren in Niederländisch

compenseren:

compenseren Verb (compenseer, compenseert, compenseerde, compenseerden, gecompenseerd)

  1. compenseren
    compenseren; vergoeden; goedmaken
    • compenseren Verb (compenseer, compenseert, compenseerde, compenseerden, gecompenseerd)
    • vergoeden Verb (vergoed, vergoedt, vergoedde, vergoedden, vergoed)
    • goedmaken Verb (maak goed, maakt goed, maakte goed, maakten goed, goedgemaakt)

Konjugationen für compenseren:

o.t.t.
  1. compenseer
  2. compenseert
  3. compenseert
  4. compenseren
  5. compenseren
  6. compenseren
o.v.t.
  1. compenseerde
  2. compenseerde
  3. compenseerde
  4. compenseerden
  5. compenseerden
  6. compenseerden
v.t.t.
  1. heb gecompenseerd
  2. hebt gecompenseerd
  3. heeft gecompenseerd
  4. hebben gecompenseerd
  5. hebben gecompenseerd
  6. hebben gecompenseerd
v.v.t.
  1. had gecompenseerd
  2. had gecompenseerd
  3. had gecompenseerd
  4. hadden gecompenseerd
  5. hadden gecompenseerd
  6. hadden gecompenseerd
o.t.t.t.
  1. zal compenseren
  2. zult compenseren
  3. zal compenseren
  4. zullen compenseren
  5. zullen compenseren
  6. zullen compenseren
o.v.t.t.
  1. zou compenseren
  2. zou compenseren
  3. zou compenseren
  4. zouden compenseren
  5. zouden compenseren
  6. zouden compenseren
en verder
  1. ben gecompenseerd
  2. bent gecompenseerd
  3. is gecompenseerd
  4. zijn gecompenseerd
  5. zijn gecompenseerd
  6. zijn gecompenseerd
diversen
  1. compenseer!
  2. compenseert!
  3. gecompenseerd
  4. compenserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

compenseren [znw.] Nomen

  1. compenseren
    compenseren; vergoeden