Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. boetseren:


Niederländisch

Detailed Synonyms for boetseren in Niederländisch

boetseren:

boetseren Verb (boetseer, boetseert, boetseerde, boetseerden, geboetseerd)

  1. boetseren
    vormen; vorm geven; modelleren; boetseren
    • vormen Verb (vorm, vormt, vormde, vormden, gevormd)
    • vorm geven Verb
    • modelleren Verb (modelleer, modelleert, modelleerde, modelleerden, gemodelleerd)
    • boetseren Verb (boetseer, boetseert, boetseerde, boetseerden, geboetseerd)

Konjugationen für boetseren:

o.t.t.
  1. boetseer
  2. boetseert
  3. boetseert
  4. boetseren
  5. boetseren
  6. boetseren
o.v.t.
  1. boetseerde
  2. boetseerde
  3. boetseerde
  4. boetseerden
  5. boetseerden
  6. boetseerden
v.t.t.
  1. heb geboetseerd
  2. hebt geboetseerd
  3. heeft geboetseerd
  4. hebben geboetseerd
  5. hebben geboetseerd
  6. hebben geboetseerd
v.v.t.
  1. had geboetseerd
  2. had geboetseerd
  3. had geboetseerd
  4. hadden geboetseerd
  5. hadden geboetseerd
  6. hadden geboetseerd
o.t.t.t.
  1. zal boetseren
  2. zult boetseren
  3. zal boetseren
  4. zullen boetseren
  5. zullen boetseren
  6. zullen boetseren
o.v.t.t.
  1. zou boetseren
  2. zou boetseren
  3. zou boetseren
  4. zouden boetseren
  5. zouden boetseren
  6. zouden boetseren
diversen
  1. boetseer!
  2. boetseert!
  3. geboetseerd
  4. boetserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze