Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. blokkeren:


Niederländisch

Detailed Synonyms for blokkeren in Niederländisch

blokkeren:

blokkeren Verb (blokkeer, blokkeert, blokkeerde, blokkeerden, geblokkeerd)

  1. blokkeren
    blokkeren; stremmen
    • blokkeren Verb (blokkeer, blokkeert, blokkeerde, blokkeerden, geblokkeerd)
    • stremmen Verb (strem, stremt, stremde, stremden, gestremd)
  2. blokkeren
    blokkeren
    • blokkeren Verb (blokkeer, blokkeert, blokkeerde, blokkeerden, geblokkeerd)

Konjugationen für blokkeren:

o.t.t.
  1. blokkeer
  2. blokkeert
  3. blokkeert
  4. blokkeren
  5. blokkeren
  6. blokkeren
o.v.t.
  1. blokkeerde
  2. blokkeerde
  3. blokkeerde
  4. blokkeerden
  5. blokkeerden
  6. blokkeerden
v.t.t.
  1. heb geblokkeerd
  2. hebt geblokkeerd
  3. heeft geblokkeerd
  4. hebben geblokkeerd
  5. hebben geblokkeerd
  6. hebben geblokkeerd
v.v.t.
  1. had geblokkeerd
  2. had geblokkeerd
  3. had geblokkeerd
  4. hadden geblokkeerd
  5. hadden geblokkeerd
  6. hadden geblokkeerd
o.t.t.t.
  1. zal blokkeren
  2. zult blokkeren
  3. zal blokkeren
  4. zullen blokkeren
  5. zullen blokkeren
  6. zullen blokkeren
o.v.t.t.
  1. zou blokkeren
  2. zou blokkeren
  3. zou blokkeren
  4. zouden blokkeren
  5. zouden blokkeren
  6. zouden blokkeren
en verder
  1. ben geblokkeerd
  2. bent geblokkeerd
  3. is geblokkeerd
  4. zijn geblokkeerd
  5. zijn geblokkeerd
  6. zijn geblokkeerd
diversen
  1. blokkeer!
  2. blokkeert!
  3. geblokkeerd
  4. blokkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze