Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. bezien:


Niederländisch

Detailed Synonyms for bezien in Niederländisch

bezien:

bezien Verb (bezie, beziet, bezag, bezagen, bezien)

  1. bezien
    bezichtigen; bekijken; aanschouwen; bezien
    • bezichtigen Verb (bezichtig, bezichtigt, bezichtigde, bezichtigden, bezichtigd)
    • bekijken Verb (bekijk, bekijkt, bekeek, bekeken, bekeken)
    • aanschouwen Verb (aanschouw, aanschouwt, aanschouwde, aanschouwden, aanschouwen)
    • bezien Verb (bezie, beziet, bezag, bezagen, bezien)

Konjugationen für bezien:

o.t.t.
  1. bezie
  2. beziet
  3. beziet
  4. bezien
  5. bezien
  6. bezien
o.v.t.
  1. bezag
  2. bezag
  3. bezag
  4. bezagen
  5. bezagen
  6. bezagen
v.t.t.
  1. heb bezien
  2. hebt bezien
  3. heeft bezien
  4. hebben bezien
  5. hebben bezien
  6. hebben bezien
v.v.t.
  1. had bezien
  2. had bezien
  3. had bezien
  4. hadden bezien
  5. hadden bezien
  6. hadden bezien
o.t.t.t.
  1. zal bezien
  2. zult bezien
  3. zal bezien
  4. zullen bezien
  5. zullen bezien
  6. zullen bezien
o.v.t.t.
  1. zou bezien
  2. zou bezien
  3. zou bezien
  4. zouden bezien
  5. zouden bezien
  6. zouden bezien
diversen
  1. bezie!
  2. beziet!
  3. bezien
  4. beziend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Synonyms for bezien