Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. besmeren:


Niederländisch

Detailed Synonyms for besmeren in Niederländisch

besmeren:

besmeren Verb (besmeer, besmeert, besmeerde, besmeerden, besmeerd)

  1. besmeren
    bevuilen; besmeren; bekladden; bevlekken; bemorsen
    • bevuilen Verb (bevuil, bevuilt, bevuilde, bevuilden, bevuild)
    • besmeren Verb (besmeer, besmeert, besmeerde, besmeerden, besmeerd)
    • bekladden Verb (beklad, bekladt, bekladde, bekladden, beklad)
    • bevlekken Verb (bevlek, bevlekt, bevlekte, bevlekten, bevlekt)
    • bemorsen Verb (bemors, bemorst, bemorste, bemorsten, bemorst)

Konjugationen für besmeren:

o.t.t.
  1. besmeer
  2. besmeert
  3. besmeert
  4. besmeren
  5. besmeren
  6. besmeren
o.v.t.
  1. besmeerde
  2. besmeerde
  3. besmeerde
  4. besmeerden
  5. besmeerden
  6. besmeerden
v.t.t.
  1. heb besmeerd
  2. hebt besmeerd
  3. heeft besmeerd
  4. hebben besmeerd
  5. hebben besmeerd
  6. hebben besmeerd
v.v.t.
  1. had besmeerd
  2. had besmeerd
  3. had besmeerd
  4. hadden besmeerd
  5. hadden besmeerd
  6. hadden besmeerd
o.t.t.t.
  1. zal besmeren
  2. zult besmeren
  3. zal besmeren
  4. zullen besmeren
  5. zullen besmeren
  6. zullen besmeren
o.v.t.t.
  1. zou besmeren
  2. zou besmeren
  3. zou besmeren
  4. zouden besmeren
  5. zouden besmeren
  6. zouden besmeren
diversen
  1. besmeer!
  2. besmeert!
  3. besmeerd
  4. besmerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Synonyms for besmeren