Übersicht


Niederländisch

Detailed Synonyms for belazeren in Niederländisch

belazeren:

belazeren Verb (belazer, belazert, belazerde, belazerden, belazerd)

  1. belazeren
    afzetten; misleiden; bedriegen; besodemieteren; zwendelen; oplichten; beduvelen; belazeren; bedonderen
    • afzetten Verb (zet af, zette af, zetten af, afgezet)
    • misleiden Verb (misleid, misleidt, misleidde, misleidden, misleid)
    • bedriegen Verb (bedrieg, bedriegt, bedroog, bedrogen, bedrogen)
    • besodemieteren Verb (besodemieter, besodemietert, besodemieterde, besodemieterden, besodemieterd)
    • zwendelen Verb (zwendel, zwendelt, zwendelde, zwendelden, gezwendeld)
    • oplichten Verb (licht op, lichtte op, lichtten op, opgelicht)
    • beduvelen Verb (beduvel, beduvelt, beduvelde, beduvelden, beduveld)
    • belazeren Verb (belazer, belazert, belazerde, belazerden, belazerd)
    • bedonderen Verb (bedonder, bedondert, bedonderde, bedonderden, bedonderd)

Konjugationen für belazeren:

o.t.t.
  1. belazer
  2. belazert
  3. belazert
  4. belazeren
  5. belazeren
  6. belazeren
o.v.t.
  1. belazerde
  2. belazerde
  3. belazerde
  4. belazerden
  5. belazerden
  6. belazerden
v.t.t.
  1. heb belazerd
  2. hebt belazerd
  3. heeft belazerd
  4. hebben belazerd
  5. hebben belazerd
  6. hebben belazerd
v.v.t.
  1. had belazerd
  2. had belazerd
  3. had belazerd
  4. hadden belazerd
  5. hadden belazerd
  6. hadden belazerd
o.t.t.t.
  1. zal belazeren
  2. zult belazeren
  3. zal belazeren
  4. zullen belazeren
  5. zullen belazeren
  6. zullen belazeren
o.v.t.t.
  1. zou belazeren
  2. zou belazeren
  3. zou belazeren
  4. zouden belazeren
  5. zouden belazeren
  6. zouden belazeren
diversen
  1. belazer!
  2. belazert!
  3. belazerd
  4. belazerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze