Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. behagen:


Niederländisch

Detailed Synonyms for behagen in Niederländisch

behagen:

behagen Verb (behaag, behaagt, behaagde, behaagden, behaagd)

  1. behagen
    bevallen; plezieren; gelieven; behagen; aanstaan
    • bevallen Verb (beval, bevalt, beviel, bevielen, bevallen)
    • plezieren Verb (plezier, pleziert, plezierde, plezierden, geplezierd)
    • gelieven Verb (gelief, gelieft, geliefde, geliefden, geliefd)
    • behagen Verb (behaag, behaagt, behaagde, behaagden, behaagd)
    • aanstaan Verb (sta aan, staat aan, stond aan, stonden aan, aangestaan)

Konjugationen für behagen:

o.t.t.
  1. behaag
  2. behaagt
  3. behaagt
  4. behagen
  5. behagen
  6. behagen
o.v.t.
  1. behaagde
  2. behaagde
  3. behaagde
  4. behaagden
  5. behaagden
  6. behaagden
v.t.t.
  1. heb behaagd
  2. hebt behaagd
  3. heeft behaagd
  4. hebben behaagd
  5. hebben behaagd
  6. hebben behaagd
v.v.t.
  1. had behaagd
  2. had behaagd
  3. had behaagd
  4. hadden behaagd
  5. hadden behaagd
  6. hadden behaagd
o.t.t.t.
  1. zal behagen
  2. zult behagen
  3. zal behagen
  4. zullen behagen
  5. zullen behagen
  6. zullen behagen
o.v.t.t.
  1. zou behagen
  2. zou behagen
  3. zou behagen
  4. zouden behagen
  5. zouden behagen
  6. zouden behagen
diversen
  1. behaag!
  2. behaagt!
  3. behaagd
  4. behagend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Synonyms for behagen