Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. beamen:


Niederländisch

Detailed Synonyms for beamen in Niederländisch

beamen:

beamen Verb (beaam, beaamt, beaamde, beaamden, beaamd)

  1. beamen
    bevestigen; onderschrijven; beamen; staven
    • bevestigen Verb (bevestig, bevestigt, bevestigde, bevestigden, bevestigd)
    • onderschrijven Verb (onderschrijf, onderschrijft, onderschreef, onderschreven, onderschreven)
    • beamen Verb (beaam, beaamt, beaamde, beaamden, beaamd)
    • staven Verb (staaf, staaft, staafte, staaften, gestaafd)

Konjugationen für beamen:

o.t.t.
  1. beaam
  2. beaamt
  3. beaamt
  4. beamen
  5. beamen
  6. beamen
o.v.t.
  1. beaamde
  2. beaamde
  3. beaamde
  4. beaamden
  5. beaamden
  6. beaamden
v.t.t.
  1. heb beaamd
  2. hebt beaamd
  3. heeft beaamd
  4. hebben beaamd
  5. hebben beaamd
  6. hebben beaamd
v.v.t.
  1. had beaamd
  2. had beaamd
  3. had beaamd
  4. hadden beaamd
  5. hadden beaamd
  6. hadden beaamd
o.t.t.t.
  1. zal beamen
  2. zult beamen
  3. zal beamen
  4. zullen beamen
  5. zullen beamen
  6. zullen beamen
o.v.t.t.
  1. zou beamen
  2. zou beamen
  3. zou beamen
  4. zouden beamen
  5. zouden beamen
  6. zouden beamen
diversen
  1. beaam!
  2. beaamt!
  3. beaamd
  4. beamende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze