Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. bakkeleien:


Niederländisch

Detailed Synonyms for bakkeleien in Niederländisch

bakkeleien:

bakkeleien Verb (bakkelei, bakkeleit, bakkeleide, bakkeleiden, gebakkeleid)

  1. bakkeleien
    vechten; bakkeleien; knokken; duelleren; kampen; matten
    • vechten Verb (vecht, vocht, vochten, gevochten)
    • bakkeleien Verb (bakkelei, bakkeleit, bakkeleide, bakkeleiden, gebakkeleid)
    • knokken Verb (knok, knokt, knokte, knokten, geknokt)
    • duelleren Verb (duelleer, duelleert, duelleerde, duelleerden, geduelleerd)
    • kampen Verb (kamp, kampt, kampte, kampten, gekampt)
    • matten Verb (mat, matte, matten, gemat)
  2. bakkeleien
    ruzieën; bekvechten; twisten; hakketakken; bakkeleien
    • ruzieën Verb (ruzie, ruziet, ruziede, ruzieden, geruzied)
    • bekvechten Verb (bekvecht, bekvechtte, bekvechtten, gebekvecht)
    • twisten Verb (twist, twistte, twistten, getwist)
    • hakketakken Verb (hakketak, hakketakt, hakketakte, hakketakten, gehakketakt)
    • bakkeleien Verb (bakkelei, bakkeleit, bakkeleide, bakkeleiden, gebakkeleid)

Konjugationen für bakkeleien:

o.t.t.
  1. bakkelei
  2. bakkeleit
  3. bakkeleit
  4. bakkeleien
  5. bakkeleien
  6. bakkeleien
o.v.t.
  1. bakkeleide
  2. bakkeleide
  3. bakkeleide
  4. bakkeleiden
  5. bakkeleiden
  6. bakkeleiden
v.t.t.
  1. heb gebakkeleid
  2. hebt gebakkeleid
  3. heeft gebakkeleid
  4. hebben gebakkeleid
  5. hebben gebakkeleid
  6. hebben gebakkeleid
v.v.t.
  1. had gebakkeleid
  2. had gebakkeleid
  3. had gebakkeleid
  4. hadden gebakkeleid
  5. hadden gebakkeleid
  6. hadden gebakkeleid
o.t.t.t.
  1. zal bakkeleien
  2. zult bakkeleien
  3. zal bakkeleien
  4. zullen bakkeleien
  5. zullen bakkeleien
  6. zullen bakkeleien
o.v.t.t.
  1. zou bakkeleien
  2. zou bakkeleien
  3. zou bakkeleien
  4. zouden bakkeleien
  5. zouden bakkeleien
  6. zouden bakkeleien
diversen
  1. bakkelei!
  2. bakkeleit!
  3. gebakkeleid
  4. bakkeleiende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze