Übersicht


Niederländisch

Detailed Synonyms for baas in Niederländisch

baas:

baas [de ~ (m)] Nomen

  1. de baas
    de baas; de superieur; de meester; de meerdere; de patroon
  2. de baas
    de baas; de chef; het hoofd; werkbaas; de voorman
  3. de baas
    de baas; de chef; het hoofd
    • baas [de ~ (m)] Nomen
    • chef [de ~ (m)] Nomen
    • hoofd [het ~] Nomen
  4. de baas
    de bevelhebber; de meester; de baas; de beheerser; de gebieder
  5. de baas
    – wie de leiding heeft 1
    de baas; de chef
    – wie de leiding heeft 1
    • baas [de ~ (m)] Nomen
      • hij is de baas van de ploeg1
    • chef [de ~ (m)] Nomen
      • mijn chef wil dat ik overwerk1

Verwandte Wörter für "baas":


Alternate Synonyms for "baas":


Verwandte Definitionen für "baas":

  1. wie de leiding heeft1
    • hij is de baas van de ploeg1