Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. afvoelen:


Niederländisch

Detailed Synonyms for afvoelen in Niederländisch

afvoelen:

afvoelen Verb (voel af, voelt af, voelde af, voelden af, afgevoeld)

  1. afvoelen
    aftasten; afvoelen
    • aftasten Verb (tast af, tastte af, tastten af, afgetast)
    • afvoelen Verb (voel af, voelt af, voelde af, voelden af, afgevoeld)

Konjugationen für afvoelen:

o.t.t.
  1. voel af
  2. voelt af
  3. voelt af
  4. voelen af
  5. voelen af
  6. voelen af
o.v.t.
  1. voelde af
  2. voelde af
  3. voelde af
  4. voelden af
  5. voelden af
  6. voelden af
v.t.t.
  1. heb afgevoeld
  2. hebt afgevoeld
  3. heeft afgevoeld
  4. hebben afgevoeld
  5. hebben afgevoeld
  6. hebben afgevoeld
v.v.t.
  1. had afgevoeld
  2. had afgevoeld
  3. had afgevoeld
  4. hadden afgevoeld
  5. hadden afgevoeld
  6. hadden afgevoeld
o.t.t.t.
  1. zal afvoelen
  2. zult afvoelen
  3. zal afvoelen
  4. zullen afvoelen
  5. zullen afvoelen
  6. zullen afvoelen
o.v.t.t.
  1. zou afvoelen
  2. zou afvoelen
  3. zou afvoelen
  4. zouden afvoelen
  5. zouden afvoelen
  6. zouden afvoelen
diversen
  1. voel af!
  2. voelt af!
  3. afgevoeld
  4. afvoelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afvoelen [znw.] Nomen

  1. afvoelen
    aftasten; voelen; tasten; afvoelen