Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. opvissen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für opvissen (Niederländisch) ins Französisch

opvissen:

opvissen Verb (vis op, vist op, viste op, visten op, opgevist)

  1. opvissen
    déterrer; sortir de l'eau
    • déterrer Verb (déterre, déterres, déterrons, déterrez, )

Konjugationen für opvissen:

o.t.t.
  1. vis op
  2. vist op
  3. vist op
  4. vissen op
  5. vissen op
  6. vissen op
o.v.t.
  1. viste op
  2. viste op
  3. viste op
  4. visten op
  5. visten op
  6. visten op
v.t.t.
  1. heb opgevist
  2. hebt opgevist
  3. heeft opgevist
  4. hebben opgevist
  5. hebben opgevist
  6. hebben opgevist
v.v.t.
  1. had opgevist
  2. had opgevist
  3. had opgevist
  4. hadden opgevist
  5. hadden opgevist
  6. hadden opgevist
o.t.t.t.
  1. zal opvissen
  2. zult opvissen
  3. zal opvissen
  4. zullen opvissen
  5. zullen opvissen
  6. zullen opvissen
o.v.t.t.
  1. zou opvissen
  2. zou opvissen
  3. zou opvissen
  4. zouden opvissen
  5. zouden opvissen
  6. zouden opvissen
en verder
  1. ben opgevist
  2. bent opgevist
  3. is opgevist
  4. zijn opgevist
  5. zijn opgevist
  6. zijn opgevist
diversen
  1. vis op!
  2. vist op!
  3. opgevist
  4. opvissend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für opvissen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
déterrer opvissen graven; opdelven; opduikelen; opgraven; opscharrelen; opsnorren; scheppen; te voorschijn halen; voor de dag halen
sortir de l'eau opvissen