Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. meevoeren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für meevoeren (Niederländisch) ins Französisch

meevoeren:

meevoeren Verb (voer mee, voert mee, voerde mee, voerden mee, meegevoerd)

  1. meevoeren (leiden; begeleiden; voeren)
    conduire; guider; mener; diriger; entraîner; balayer
    • conduire Verb (conduis, conduit, conduisons, conduisez, )
    • guider Verb (guide, guides, guidons, guidez, )
    • mener Verb (mène, mènes, menons, menez, )
    • diriger Verb (dirige, diriges, dirigeons, dirigez, )
    • entraîner Verb (entraîne, entraînes, entraînons, entraînez, )
    • balayer Verb (balaye, balayes, balayons, balayez, )

Konjugationen für meevoeren:

o.t.t.
  1. voer mee
  2. voert mee
  3. voert mee
  4. voeren mee
  5. voeren mee
  6. voeren mee
o.v.t.
  1. voerde mee
  2. voerde mee
  3. voerde mee
  4. voerden mee
  5. voerden mee
  6. voerden mee
v.t.t.
  1. heb meegevoerd
  2. hebt meegevoerd
  3. heeft meegevoerd
  4. hebben meegevoerd
  5. hebben meegevoerd
  6. hebben meegevoerd
v.v.t.
  1. had meegevoerd
  2. had meegevoerd
  3. had meegevoerd
  4. hadden meegevoerd
  5. hadden meegevoerd
  6. hadden meegevoerd
o.t.t.t.
  1. zal meevoeren
  2. zult meevoeren
  3. zal meevoeren
  4. zullen meevoeren
  5. zullen meevoeren
  6. zullen meevoeren
o.v.t.t.
  1. zou meevoeren
  2. zou meevoeren
  3. zou meevoeren
  4. zouden meevoeren
  5. zouden meevoeren
  6. zouden meevoeren
en verder
  1. ben meegevoerd
  2. bent meegevoerd
  3. is meegevoerd
  4. zijn meegevoerd
  5. zijn meegevoerd
  6. zijn meegevoerd
diversen
  1. voer mee!
  2. voert mee!
  3. meegevoerd
  4. meevoerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für meevoeren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
balayer begeleiden; leiden; meevoeren; voeren afvegen; bezemen; opvegen; ruimen; uitgommen; uitroeien; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vagen; vegen; vlakken; wegvagen; wegvegen; wissen
conduire begeleiden; leiden; meevoeren; voeren aan het stuur zitten; aanvoeren; begeleiden; besturen; chaperonneren; escorteren; geleiden; karren; leiden; leiding geven; managen; meegaan; meelopen; rijden; rondleiden; sturen; vergezellen; volgen; voorzitten; wegbrengen; zenden
diriger begeleiden; leiden; meevoeren; voeren aansturen; aanvoeren; administreren; beheren; besturen; bevel voeren over; bevelen; commanderen; decreteren; erdoor loodsen; gebieden; gelasten; gezaghebben; heersen; karren; leiden; leiding geven; leidinggeven; macht uitoefenen; managen; opdragen; overheersen; regeren; rijden; verordenen; voorzitten
entraîner begeleiden; leiden; meevoeren; voeren aanlokken; africhten; bekwamen; coachen; dier africhten; dresseren; harden; lokken; meelokken; meeslepen; meesleuren; meetrekken; meetronen; met zich meeslepen; oefenen; ontwikkelen; repeteren; trainen; trekken; uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; verleiden; verlokken; vlakken; voortlokken; voorttrekken; weglokken; wegvegen; wissen
guider begeleiden; leiden; meevoeren; voeren erdoor loodsen
mener begeleiden; leiden; meevoeren; voeren aanvoeren; begeleiden; besturen; bevel voeren over; chaperonneren; commanderen; een voorsprong hebben; escorteren; geleiden; leiden; leiding geven; leidinggeven; managen; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen; voorliggen; voorzitten; wegbrengen