Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. broed:
  2. broeden:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für broed (Niederländisch) ins Französisch

broed:


broed form of broeden:

broeden [znw.] Nomen

  1. broeden (gebroed)
    la foule; la canaille; la racaille; la populace; la plèbe

broeden Verb (broed, broedt, broedde, broedden, gebroed)

  1. broeden (uitbroeden; warmhouden)
    couver
    • couver Verb (couve, couves, couvons, couvez, )

Konjugationen für broeden:

o.t.t.
  1. broed
  2. broedt
  3. broedt
  4. broeden
  5. broeden
  6. broeden
o.v.t.
  1. broedde
  2. broedde
  3. broedde
  4. broedden
  5. broedden
  6. broedden
v.t.t.
  1. heb gebroed
  2. hebt gebroed
  3. heeft gebroed
  4. hebben gebroed
  5. hebben gebroed
  6. hebben gebroed
v.v.t.
  1. had gebroed
  2. had gebroed
  3. had gebroed
  4. hadden gebroed
  5. hadden gebroed
  6. hadden gebroed
o.t.t.t.
  1. zal broeden
  2. zult broeden
  3. zal broeden
  4. zullen broeden
  5. zullen broeden
  6. zullen broeden
o.v.t.t.
  1. zou broeden
  2. zou broeden
  3. zou broeden
  4. zouden broeden
  5. zouden broeden
  6. zouden broeden
diversen
  1. broed!
  2. broedt!
  3. gebroed
  4. broedend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für broeden:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
canaille broeden; gebroed achterbaks persoon; bocht; boef; boefjes; canaille; deugnieten; eikel; ellendeling; etter; etterbak; fielt; gajes; geboefte; gebroed; gemenerik; gepeupel; gespuis; geteisem; gladakkers; grauw; guiten; hoerenjong; hond; hondsvot; klier; klootzak; kreng; kuttenkop; loeder; lul; mispunt; naarling; picaro; plebs; pleurislijder; pleurislijer; ploert; rapaille; rotzak; schavuit; schavuiten; schelm; schobbejak; schoelje; schoft; schorriemorrie; schurk; slechte drank; smeerlap; smiecht; smiek; stinkerd; stuk ongeluk; tuig; uitschot; uitvaagsel
foule broeden; gebroed bende; berg; boel; drom; drukte; geboefte; gebroed; gedrang; gepeupel; gespuis; grauw; groep mensen; grote menigte; heleboel; hoop; horde; kluit; kudde; massa; menigte; mensenmassa; plebs; rapaille; schaar; schare; schorriemorrie; toeloop; toevloed; troep; tuig; uitschot; veel mensen; volksmenigte
plèbe broeden; gebroed gajes; geboefte; gebroed; gepeupel; gespuis; geteisem; grauw; plebs; rapaille; schorriemorrie; tuig; uitschot; uitvaagsel
populace broeden; gebroed canaille; geboefte; gebroed; gepeupel; gespuis; grauw; janhagel; klootjesvolk; plebs; rapaille; schorriemorrie; tuig; uitschot
racaille broeden; gebroed canaille; gajes; geboefte; gebroed; gepeupel; gespuis; geteisem; grauw; plebs; rapaille; schorriemorrie; tuig; uitschot; uitvaagsel
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
couver broeden; uitbroeden; warmhouden bebroeden

Verwandte Wörter für "broeden":


Wiktionary Übersetzungen für broeden:

broeden
verb
  1. een gelegd ei met lichaamswarmte warm houden
broeden
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens

Cross Translation:
FromToVia
broeden se reproduire; engendrer breed — to sexually produce offspring
broeden se morfondre; broyer du noir brood — to dwell upon moodily and at length
broeden couver brood — to keep an egg warm