Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. bebossen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für bebossen (Niederländisch) ins Französisch

bebossen:

bebossen Verb (bebos, bebost, beboste, bebosten, bebost)

  1. bebossen
    reboiser; boiser
    • reboiser Verb (reboise, reboises, reboisons, reboisez, )
    • boiser Verb (boise, boises, boisons, boisez, )

Konjugationen für bebossen:

o.t.t.
  1. bebos
  2. bebost
  3. bebost
  4. bebossen
  5. bebossen
  6. bebossen
o.v.t.
  1. beboste
  2. beboste
  3. beboste
  4. bebosten
  5. bebosten
  6. bebosten
v.t.t.
  1. heb bebost
  2. hebt bebost
  3. heeft bebost
  4. hebben bebost
  5. hebben bebost
  6. hebben bebost
v.v.t.
  1. had bebost
  2. had bebost
  3. had bebost
  4. hadden bebost
  5. hadden bebost
  6. hadden bebost
o.t.t.t.
  1. zal bebossen
  2. zult bebossen
  3. zal bebossen
  4. zullen bebossen
  5. zullen bebossen
  6. zullen bebossen
o.v.t.t.
  1. zou bebossen
  2. zou bebossen
  3. zou bebossen
  4. zouden bebossen
  5. zouden bebossen
  6. zouden bebossen
diversen
  1. bebos!
  2. bebost!
  3. bebost
  4. bebossende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für bebossen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
boiser bebossen dragen; herbebossen; met hout beschieten; ondersteunen; schoren; schragen; steunen; stutten
reboiser bebossen herbebossen