Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. vlijen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für vlijen (Niederländisch) ins Spanisch

vlijen:

vlijen Verb (vlij, vlijt, vlijde, vlijden, gevlijd)

  1. vlijen

Konjugationen für vlijen:

o.t.t.
  1. vlij
  2. vlijt
  3. vlijt
  4. vlijen
  5. vlijen
  6. vlijen
o.v.t.
  1. vlijde
  2. vlijde
  3. vlijde
  4. vlijden
  5. vlijden
  6. vlijden
v.t.t.
  1. heb gevlijd
  2. hebt gevlijd
  3. heeft gevlijd
  4. hebben gevlijd
  5. hebben gevlijd
  6. hebben gevlijd
v.v.t.
  1. had gevlijd
  2. had gevlijd
  3. had gevlijd
  4. hadden gevlijd
  5. hadden gevlijd
  6. hadden gevlijd
o.t.t.t.
  1. zal vlijen
  2. zult vlijen
  3. zal vlijen
  4. zullen vlijen
  5. zullen vlijen
  6. zullen vlijen
o.v.t.t.
  1. zou vlijen
  2. zou vlijen
  3. zou vlijen
  4. zouden vlijen
  5. zouden vlijen
  6. zouden vlijen
diversen
  1. vlij!
  2. vlijt!
  3. gevlijd
  4. vlijend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für vlijen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
arrellanarse vlijen koesteren
tender suavemente vlijen
tumbar suavemente vlijen knuffelen; liefkozen

Wiktionary Übersetzungen für vlijen:


Cross Translation:
FromToVia
vlijen acostar; colocar; poner coucher — Coucher quelqu’un