Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. uitzuigen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für uitzuigen (Niederländisch) ins Spanisch

uitzuigen:

uitzuigen Verb (zuig uit, zuigt uit, zoog uit, zogen uit, uitgezogen)

  1. uitzuigen (leeghalen; plunderen; uitknijpen; uitpersen)
  2. uitzuigen (leegzuigen)

Konjugationen für uitzuigen:

o.t.t.
  1. zuig uit
  2. zuigt uit
  3. zuigt uit
  4. zuigen uit
  5. zuigen uit
  6. zuigen uit
o.v.t.
  1. zoog uit
  2. zoog uit
  3. zoog uit
  4. zogen uit
  5. zogen uit
  6. zogen uit
v.t.t.
  1. heb uitgezogen
  2. hebt uitgezogen
  3. heeft uitgezogen
  4. hebben uitgezogen
  5. hebben uitgezogen
  6. hebben uitgezogen
v.v.t.
  1. had uitgezogen
  2. had uitgezogen
  3. had uitgezogen
  4. hadden uitgezogen
  5. hadden uitgezogen
  6. hadden uitgezogen
o.t.t.t.
  1. zal uitzuigen
  2. zult uitzuigen
  3. zal uitzuigen
  4. zullen uitzuigen
  5. zullen uitzuigen
  6. zullen uitzuigen
o.v.t.t.
  1. zou uitzuigen
  2. zou uitzuigen
  3. zou uitzuigen
  4. zouden uitzuigen
  5. zouden uitzuigen
  6. zouden uitzuigen
en verder
  1. ben uitgezogen
  2. bent uitgezogen
  3. is uitgezogen
  4. zijn uitgezogen
  5. zijn uitgezogen
  6. zijn uitgezogen
diversen
  1. zuig uit!
  2. zuigt uit!
  3. uitgezogen
  4. uitzuigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für uitzuigen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
saquear afstropen; afzoeken; geheel doorzoeken
vaciar leegmaken; uitladen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
chupar leegzuigen; uitzuigen inzuigen; lurken; naar binnen zuigen; sabbelen; slurpen; zuigen
pillar leeghalen; plunderen; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen beroven; betrappen; graaien; grabbelen; klemmen; knellen; leegplunderen; omklemmen; plunderen; roven; snappen; snuffelen; uitplunderen
saquear leeghalen; plunderen; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen leegplunderen; leegroven; leegstelen; ontstelen; plunderen; roven; uitplunderen
succionar leegzuigen; uitzuigen
vaciar leeghalen; plunderen; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen afvoeren; doen wegvloeien; ledigen; leegdrinken; leeghalen; leegmaken; loshalen; loskrijgen; losmaken; lostornen; motiveren; naar buiten halen; opdrinken; ruimen; tornen; uitdeuken; uitdrinken; uithalen; uithollen; uitkloppen; uitschenken; uittrekken

Computerübersetzung von Drittern: