Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. touperen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für touperen (Niederländisch) ins Spanisch

touperen:

touperen Verb (toupeer, toupeert, toupeerde, toupeerden, getoupeerd)

  1. touperen

Konjugationen für touperen:

o.t.t.
  1. toupeer
  2. toupeert
  3. toupeert
  4. touperen
  5. touperen
  6. touperen
o.v.t.
  1. toupeerde
  2. toupeerde
  3. toupeerde
  4. toupeerden
  5. toupeerden
  6. toupeerden
v.t.t.
  1. heb getoupeerd
  2. hebt getoupeerd
  3. heeft getoupeerd
  4. hebben getoupeerd
  5. hebben getoupeerd
  6. hebben getoupeerd
v.v.t.
  1. had getoupeerd
  2. had getoupeerd
  3. had getoupeerd
  4. hadden getoupeerd
  5. hadden getoupeerd
  6. hadden getoupeerd
o.t.t.t.
  1. zal touperen
  2. zult touperen
  3. zal touperen
  4. zullen touperen
  5. zullen touperen
  6. zullen touperen
o.v.t.t.
  1. zou touperen
  2. zou touperen
  3. zou touperen
  4. zouden touperen
  5. zouden touperen
  6. zouden touperen
en verder
  1. ben getoupeerd
  2. bent getoupeerd
  3. is getoupeerd
  4. zijn getoupeerd
  5. zijn getoupeerd
  6. zijn getoupeerd
diversen
  1. toupeer!
  2. toupeert!
  3. getoupeerd
  4. touperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für touperen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
encrespar touperen aanleiding geven tot; kroelen; kroezen; ophitsen; provoceren; uitdagen; uitlokken

Computerübersetzung von Drittern: