Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. terugspoelen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für terugspoelen (Niederländisch) ins Spanisch

terugspoelen:

terugspoelen Verb (spoel terug, spoelt terug, spoelde terug, spoelden terug, teruggespoeld)

  1. terugspoelen (terugvloeien; terugstromen)
  2. terugspoelen

Konjugationen für terugspoelen:

o.t.t.
  1. spoel terug
  2. spoelt terug
  3. spoelt terug
  4. spoelen terug
  5. spoelen terug
  6. spoelen terug
o.v.t.
  1. spoelde terug
  2. spoelde terug
  3. spoelde terug
  4. spoelden terug
  5. spoelden terug
  6. spoelden terug
v.t.t.
  1. heb teruggespoeld
  2. hebt teruggespoeld
  3. heeft teruggespoeld
  4. hebben teruggespoeld
  5. hebben teruggespoeld
  6. hebben teruggespoeld
v.v.t.
  1. had teruggespoeld
  2. had teruggespoeld
  3. had teruggespoeld
  4. hadden teruggespoeld
  5. hadden teruggespoeld
  6. hadden teruggespoeld
o.t.t.t.
  1. zal terugspoelen
  2. zult terugspoelen
  3. zal terugspoelen
  4. zullen terugspoelen
  5. zullen terugspoelen
  6. zullen terugspoelen
o.v.t.t.
  1. zou terugspoelen
  2. zou terugspoelen
  3. zou terugspoelen
  4. zouden terugspoelen
  5. zouden terugspoelen
  6. zouden terugspoelen
en verder
  1. ben teruggespoeld
  2. bent teruggespoeld
  3. is teruggespoeld
  4. zijn teruggespoeld
  5. zijn teruggespoeld
  6. zijn teruggespoeld
diversen
  1. spoel terug !
  2. spoelt terug !
  3. teruggespoeld
  4. terugspoelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für terugspoelen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
rebobinar terugspoelen haspelen; op een haspel winden; opklossen; opwikkelen; opwinden; zich omdraaien
refluir terugspoelen; terugstromen; terugvloeien

Wiktionary Übersetzungen für terugspoelen:


Cross Translation:
FromToVia
terugspoelen rebobinar wind back — to wind towards the beginning