Home ->Wörterbücher ->Niederländisch/Spanisch ->übersetze struikjes

übersetze struikjes von Niederländische ins Spanisch

Übersicht

Niederländisch nach Spanisch: mehr Daten

struikjes:
- ramos; tomos; matas; arbustos; ramilletes; ramos de flores
struik:
- arbusto
Wiktionary:
- struik → arbusto
- struik → arbusto, mata, matorral, zarza

Niederländisch

Detailübersetzungen für struikjes (Niederländisch) ins Spanisch

struikjes:

struikjes [znw.] Nomen

struikjes (bosjes)
el ramos; el tomos; la matas; el arbustos; el ramilletes; el ramos de flores
- ramos [el ~] Nomen
- tomos [el ~] Nomen
- matas [la ~] Nomen
- arbustos [el ~] Nomen
- ramilletes [el ~] Nomen
- ramos de flores [el ~] Nomen

Übersetzung Matrix für struikjes:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
arbustos	bosjes; struikjes	heesters; struiken
matas	bosjes; struikjes	boeketten; boekwerken; bundels; ruikers; tuilen
ramilletes	bosjes; struikjes	boeketten; ruikers; tuilen
ramos	bosjes; struikjes	boeketten; ruikers; tuilen
ramos de flores	bosjes; struikjes	boeketten; ruikers; tuilen; tuiltjes
tomos	bosjes; struikjes	boekwerken; bundels

Verwandte Wörter für "struikjes":

struik

struikjes form of struik:

struik [de ~ (m)] Nomen

de struik (heester; bosje)
el arbusto
- arbusto [el ~] Nomen

Übersetzung Matrix für struik:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
arbusto	bosje; heester; struik	struiken; struikgewas; struweel

Verwandte Wörter für "struik":

struiken, struikje, struikjes, struikjes

Wiktionary Übersetzungen für struik:

struik

noun

een houtige plant zonder stam die zich onmiddellijk boven of reeds in de grond vertakt in een aantal takken die meer of minder dik kunnen worden
- struik → arbusto

Cross Translation:

From	To	Via
• struik	→ arbusto	↔ bush — category of woody plant
• struik	→ mata; arbusto	↔ shrub — woody plant
• struik	→ matorral	↔ Gebüsch — ein einzelner oder eine Ansammlung von Busch, kleinen Baum, ein kleines Gehölz
• struik	→ arbusto	↔ arbuste — arbrisseau qui n’atteindre que très peu de hauteur.
• struik	→ arbusto; mata; matorral; zarza	↔ buisson — touffe d’arbustes sauvages.