Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. samenvloeien:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für samenvloeien (Niederländisch) ins Spanisch

samenvloeien:

samenvloeien Verb (vloei samen, vloeit samen, vloeide samen, vloeiden samen, samengevloeid)

  1. samenvloeien

Konjugationen für samenvloeien:

o.t.t.
  1. vloei samen
  2. vloeit samen
  3. vloeit samen
  4. vloeien samen
  5. vloeien samen
  6. vloeien samen
o.v.t.
  1. vloeide samen
  2. vloeide samen
  3. vloeide samen
  4. vloeiden samen
  5. vloeiden samen
  6. vloeiden samen
v.t.t.
  1. ben samengevloeid
  2. bent samengevloeid
  3. is samengevloeid
  4. zijn samengevloeid
  5. zijn samengevloeid
  6. zijn samengevloeid
v.v.t.
  1. was samengevloeid
  2. was samengevloeid
  3. was samengevloeid
  4. waren samengevloeid
  5. waren samengevloeid
  6. waren samengevloeid
o.t.t.t.
  1. zal samenvloeien
  2. zult samenvloeien
  3. zal samenvloeien
  4. zullen samenvloeien
  5. zullen samenvloeien
  6. zullen samenvloeien
o.v.t.t.
  1. zou samenvloeien
  2. zou samenvloeien
  3. zou samenvloeien
  4. zouden samenvloeien
  5. zouden samenvloeien
  6. zouden samenvloeien
diversen
  1. vloei samen!
  2. vloeit samen!
  3. samengevloeid
  4. samenvloeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für samenvloeien:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
afluir samenvloeien binnenstromen; instromen; massaal opkomen; samenstromen; toestromen
confluir samenvloeien bijeen komen; samenkomen; samenstromen
fusionar samenvloeien een fusie aangaan; fuseren; ineensmelten; samengaan; samensmelten; samenvoegen; versmelten

Wiktionary Übersetzungen für samenvloeien:


Cross Translation:
FromToVia
samenvloeien convergir merge — Be combined into a whole