Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. ongezellig:


Niederländisch

Detailübersetzungen für ongezellig (Niederländisch) ins Spanisch

ongezellig:

ongezellig Adjektiv

  1. ongezellig (onbehaaglijk)

Übersetzung Matrix für ongezellig:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
deprimente onbehaaglijk; ongezellig akelig; beroerd; ellendig; naar; naargeestig; somber
desagradable onbehaaglijk; ongezellig achterbaks; akelig; bedeesd; beroerd; beschroomd; betreurenswaardig; bleu; brutaal; deerlijk; doortrapt; ellendig; erg; ernstig; gegeneerd; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; helaas; hinderlijk; hondsbrutaal; in het geniep; jammer; jammer genoeg; jammerlijk; kil; koud en vochtig; kwalijk; lastig; leep; listig; naar; naargeestig; onaangenaam; onaardig; onappetijtelijk; onbehaaglijk; onbevredigend; ondankbaar; ongelegen; onhartelijk; onhebbelijk; onheus; onplezierig; onprettig; onsmakelijk; onsympathiek; ontoereikend; onverdraagzaam; onverkwikkelijk; onvoldoende; onvriendelijk; onwelwillend; onwennig; schroomvallig; schuchter; slinks; sluw; sneu; snood; somber; spijtig; stiekem; storend; teleurstellend; timide; uitgekookt; van bedenkelijke aard; verlegen; vrijpostig; walgelijk; wrangig
incómodo onbehaaglijk; ongezellig gegeneerd; genant; gênant; hinder veroorzakend; hinderlijk; krukkig; lastig; naar; onaangenaam; onbehaaglijk; onbeholpen; oncomfortabel; ongelegen; ongemakkelijk; ongerieflijk; onhandig; onplezierig; onprettig; onverkwikkelijk; onwennig; opgelaten; pijnlijk; schutterig; slungelig; storend; stumperig; stuntelig; sukkelend; sukkelig

Verwandte Wörter für "ongezellig":