Niederländisch
Detailübersetzungen für nietig verklaren (Niederländisch) ins Spanisch
nietig verklaren:
nietig verklaren Verb (verklaar nietig, verklaart nietig, verklaarde nietig, verklaarden nietig, nietig verklaard)
-
nietig verklaren (annuleren; afzeggen; afbestellen; intrekken; afgelasten)
Konjugationen für nietig verklaren:
o.t.t.
- verklaar nietig
- verklaart nietig
- verklaart nietig
- verklaren nietig
- verklaren nietig
- verklaren nietig
o.v.t.
- verklaarde nietig
- verklaarde nietig
- verklaarde nietig
- verklaarden nietig
- verklaarden nietig
- verklaarden nietig
v.t.t.
- heb nietig verklaard
- hebt nietig verklaard
- heeft nietig verklaard
- hebben nietig verklaard
- hebben nietig verklaard
- hebben nietig verklaard
v.v.t.
- had nietig verklaard
- had nietig verklaard
- had nietig verklaard
- hadden nietig verklaard
- hadden nietig verklaard
- hadden nietig verklaard
o.t.t.t.
- zal nietig verklaren
- zult nietig verklaren
- zal nietig verklaren
- zullen nietig verklaren
- zullen nietig verklaren
- zullen nietig verklaren
o.v.t.t.
- zou nietig verklaren
- zou nietig verklaren
- zou nietig verklaren
- zouden nietig verklaren
- zouden nietig verklaren
- zouden nietig verklaren
en verder
- is nietig verklaard
- zijn nietig verklaard
diversen
- verklaar nietig!
- verklaart nietig!
- nietig verklaard
- nietig verklarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze