Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. houden voor:
  2. voorhouden:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für houden voor (Niederländisch) ins Spanisch

houden voor:

houden voor Verb

  1. houden voor (veronderstellen te zijn)

Übersetzung Matrix für houden voor:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
tener por houden voor; veronderstellen te zijn
tomar por houden voor; veronderstellen te zijn

Wiktionary Übersetzungen für houden voor:


Cross Translation:
FromToVia
houden voor creer; recononcer croiretenir pour véritable.

voorhouden:

voorhouden Verb (houd voor, houdt voor, hield voor, hielden voor, voorgehouden)

  1. voorhouden (aanrekenen; beschuldigen; verwijten; )

Konjugationen für voorhouden:

o.t.t.
  1. houd voor
  2. houdt voor
  3. houdt voor
  4. houden voor
  5. houden voor
  6. houden voor
o.v.t.
  1. hield voor
  2. hield voor
  3. hield voor
  4. hielden voor
  5. hielden voor
  6. hielden voor
v.t.t.
  1. heb voorgehouden
  2. hebt voorgehouden
  3. heeft voorgehouden
  4. hebben voorgehouden
  5. hebben voorgehouden
  6. hebben voorgehouden
v.v.t.
  1. had voorgehouden
  2. had voorgehouden
  3. had voorgehouden
  4. hadden voorgehouden
  5. hadden voorgehouden
  6. hadden voorgehouden
o.t.t.t.
  1. zal voorhouden
  2. zult voorhouden
  3. zal voorhouden
  4. zullen voorhouden
  5. zullen voorhouden
  6. zullen voorhouden
o.v.t.t.
  1. zou voorhouden
  2. zou voorhouden
  3. zou voorhouden
  4. zouden voorhouden
  5. zouden voorhouden
  6. zouden voorhouden
en verder
  1. ben voorgehouden
  2. bent voorgehouden
  3. is voorgehouden
  4. zijn voorgehouden
  5. zijn voorgehouden
  6. zijn voorgehouden
diversen
  1. houd voor!
  2. houdt voor!
  3. voorgehouden
  4. voorhoudend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für voorhouden:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
amanecer aanbreken van de dag; dageraad; morgenschemering; morgenstond; ochtendgloren; ochtendstond; vroege ochtenduren; zonsopgang
clarear lichter worden; oplichten
eliminar doden; van kant maken; wegruimen
enjugar afrekening; vereffening; verrekening
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
amanecer aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanbreken van de dag; aanmanen; aanmanen tot een verplichting; aanrekenen; aansteken; aanstrijken; aanwrijven; afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; dagen; doen ontvlammen; flikkeren; fonkelen; glanzen; gloren; iemand iets verwijten; krieken; kwalijk nemen; licht worden; lichten; lichter worden van kleur; manen; neppen; omlijnen; omranden; oplichten; schijnen; sommeren; sprankelen; stralen; twinkelen; verhuizen; verkassen; verneuken
amonestar aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanrekenen; aanwrijven; berispen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; manen; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen
arrebatar aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanrekenen; aanwrijven; achteroverdrukken; doordrijven; gappen; geweld gebruiken; iemand iets verwijten; inpikken; jatten; kwalijk nemen; ontvreemden; ontworstelen; ontwringen; pikken; stelen; verdonkeremanen; verhuizen; verkassen; vervreemden; wegkapen; wegpikken; zich door te worstelen bevrijden
borrar aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden afschrijven; diskwalificeren; doorstrepen; iemand schrappen; in elkaar overlopen; royeren; tanen; te niet doen; uitgommen; uitroeien; uitschrijven; uitsluiten; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; verbleken; vervagen; vervloeien; vlakken; wegvagen; wegvegen; wissen
clarear aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; flikkeren; fonkelen; glanzen; lichter worden van kleur; neppen; omlijnen; oplichten; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen
condenar aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden berechten; verdoemen; verketteren; veroordelen; veroordelen tot de hel; vervloeken; vervolgen; verwensen; vonnissen
culpar aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanklagen; beschuldigen; betichten; chargeren; incrimineren; overdrijven; ten laste leggen; tenlaste leggen; verdacht maken; verdenken
eliminar aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden afmaken; afschrijven; diskwalificeren; doorhalen; koudmaken; liquideren; royeren; schrappen; te niet doen; uit de weg ruimen; uitroeien; uitsluiten; verwijderen
enjugar aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden afdrogen; afspoelen; drogen; droogmaken
hacer ver aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden
iluminarse aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden flikkeren; fonkelen; glanzen; opklaren; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen; wolken verdwijnen
librarse de aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden afschudden
notar aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aankijken; aanmerken; aanschouwen; bekijken; bemerken; berispen; gadeslaan; gewaarworden; horen; kijken; merken; observeren; onderscheiden; ontwaren; opmerken; signaleren; staren; terechtwijzen; toeschouwen; turen; vermanen; voelen; waarnemen; zien
reconvenir aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden berispen; manen; terechtwijzen; vermanen; waarschuwen
reprender aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanmerken; berispen; hekelen; manen; terechtwijzen; uitbrander geven; vermanen; waarschuwen
sacar aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aftappen; afzetten; eruit nemen; extraheren; hozen; kennis opdoen; laten zien; leeghozen; leren; lichten; loshalen; loskrijgen; losmaken; lostornen; meekrijgen; meepikken; naar boven trekken; naar buiten halen; nijpen; omhoog rukken; omhoog trekken; oppikken; opspelen; opspelen kaartspel; opsteken; pop-bewerking uitvoeren; tappen; te voorschijn halen; tevoorschijn brengen; tevoorschijn halen; tevoorschijn trekken; tornen; uithalen; uitscheppen; uittrekken; voor de dag halen

Computerübersetzung von Drittern:

Verwandte Übersetzungen für houden voor