Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. ejaculeren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für ejaculeren (Niederländisch) ins Spanisch

ejaculeren:

ejaculeren Verb (ejaculeer, ejaculeert, ejaculeerde, ejaculeerden, geëjaculeerd)

  1. ejaculeren (klaarkomen)
  2. ejaculeren

Konjugationen für ejaculeren:

o.t.t.
  1. ejaculeer
  2. ejaculeert
  3. ejaculeert
  4. ejaculeren
  5. ejaculeren
  6. ejaculeren
o.v.t.
  1. ejaculeerde
  2. ejaculeerde
  3. ejaculeerde
  4. ejaculeerden
  5. ejaculeerden
  6. ejaculeerden
v.t.t.
  1. heb geëjaculeerd
  2. hebt geëjaculeerd
  3. heeft geëjaculeerd
  4. hebben geëjaculeerd
  5. hebben geëjaculeerd
  6. hebben geëjaculeerd
v.v.t.
  1. had geëjaculeerd
  2. had geëjaculeerd
  3. had geëjaculeerd
  4. hadden geëjaculeerd
  5. hadden geëjaculeerd
  6. hadden geëjaculeerd
o.t.t.t.
  1. zal ejaculeren
  2. zult ejaculeren
  3. zal ejaculeren
  4. zullen ejaculeren
  5. zullen ejaculeren
  6. zullen ejaculeren
o.v.t.t.
  1. zou ejaculeren
  2. zou ejaculeren
  3. zou ejaculeren
  4. zouden ejaculeren
  5. zouden ejaculeren
  6. zouden ejaculeren
diversen
  1. ejaculeer!
  2. ejaculeert!
  3. geëjaculeerd
  4. ejaculerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für ejaculeren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ejacular ejaculeren; klaarkomen
eyacular ejaculeren
venir ejaculeren; klaarkomen aankomen; arriveren; komen

Wiktionary Übersetzungen für ejaculeren:

ejaculeren
verb
  1. sperma uitwerpen

Cross Translation:
FromToVia
ejaculeren eyacular ejaculate — eject semen or vaginal fluid