Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. doorponsen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für doorponsen (Niederländisch) ins Spanisch

doorponsen:

doorponsen Verb (doorpons, doorponst, doorponste, doorponsten, doorgeponst)

  1. doorponsen (ponsen; stansen)

Konjugationen für doorponsen:

o.t.t.
  1. doorpons
  2. doorponst
  3. doorponst
  4. doorponsen
  5. doorponsen
  6. doorponsen
o.v.t.
  1. doorponste
  2. doorponste
  3. doorponste
  4. doorponsten
  5. doorponsten
  6. doorponsten
v.t.t.
  1. heb doorgeponst
  2. hebt doorgeponst
  3. heeft doorgeponst
  4. hebben doorgeponst
  5. hebben doorgeponst
  6. hebben doorgeponst
v.v.t.
  1. had doorgeponst
  2. had doorgeponst
  3. had doorgeponst
  4. hadden doorgeponst
  5. hadden doorgeponst
  6. hadden doorgeponst
o.t.t.t.
  1. zal doorponsen
  2. zult doorponsen
  3. zal doorponsen
  4. zullen doorponsen
  5. zullen doorponsen
  6. zullen doorponsen
o.v.t.t.
  1. zou doorponsen
  2. zou doorponsen
  3. zou doorponsen
  4. zouden doorponsen
  5. zouden doorponsen
  6. zouden doorponsen
en verder
  1. is doorgeponst
  2. zijn doorgeponst
diversen
  1. doorpons!
  2. doorponst!
  3. doorgeponst
  4. doorponsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für doorponsen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
perforar doorponsen; ponsen; stansen doorboren; doordringen; doorsteken; erdoor steken; gaatjes maken in; penetreren; perforeren
remachar doorponsen; ponsen; stansen heien; klampen; kletteren; rammelen
taladrar doorponsen; ponsen; stansen doorprikken; openprikken; opensteken; pinnen; spelden; uitboren