Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. afgesloofd:
  2. afsloven:


Niederländisch

Detailübersetzungen für afgesloofd (Niederländisch) ins Spanisch

afgesloofd:

afgesloofd Adjektiv

  1. afgesloofd
    rendido

Übersetzung Matrix für afgesloofd:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
rendido afgesloofd bekaf; gammel; krakkemikkig; krakkemikkige; oververmoeid; uitgeput; uitgesloofd; uitgeteld; wankel; zwak

Verwandte Wörter für "afgesloofd":

  • afgesloofde

afsloven:

afsloven Verb (sloof af, slooft af, sloofde af, sloofden af, afgesloofd)

  1. afsloven (zich afsloven; zwoegen; ploeteren; )

Konjugationen für afsloven:

o.t.t.
  1. sloof af
  2. slooft af
  3. slooft af
  4. sloven af
  5. sloven af
  6. sloven af
o.v.t.
  1. sloofde af
  2. sloofde af
  3. sloofde af
  4. sloofden af
  5. sloofden af
  6. sloofden af
v.t.t.
  1. heb afgesloofd
  2. hebt afgesloofd
  3. heeft afgesloofd
  4. hebben afgesloofd
  5. hebben afgesloofd
  6. hebben afgesloofd
v.v.t.
  1. had afgesloofd
  2. had afgesloofd
  3. had afgesloofd
  4. hadden afgesloofd
  5. hadden afgesloofd
  6. hadden afgesloofd
o.t.t.t.
  1. zal afsloven
  2. zult afsloven
  3. zal afsloven
  4. zullen afsloven
  5. zullen afsloven
  6. zullen afsloven
o.v.t.t.
  1. zou afsloven
  2. zou afsloven
  3. zou afsloven
  4. zouden afsloven
  5. zouden afsloven
  6. zouden afsloven
diversen
  1. sloof af!
  2. slooft af!
  3. afgesloofd
  4. afslovende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für afsloven:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
afanarse uitsloven
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
afanarse afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen aanpoten; flink aanpakken; hard werken; ijveren; streven; uitsloven; zich uitsloven
ajetrearse afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen omwoelen
trajinar afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen aanpoten; afbeulen; banjeren; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven