Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. vastkoeken:
  2. Wiktionary:
    • vastkoeken → cake


Niederländisch

Detailübersetzungen für vastkoeken (Niederländisch) ins Englisch

vastkoeken:

vastkoeken Verb (koek vast, koekt vast, koekte vast, koekten vast, vastgekoekt)

  1. vastkoeken
    to stick; cake
    • stick Verb (sticks, sticked, sticking)
    • cake Verb
  2. vastkoeken
    cake

Konjugationen für vastkoeken:

o.t.t.
  1. koek vast
  2. koekt vast
  3. koekt vast
  4. koeken vast
  5. koeken vast
  6. koeken vast
o.v.t.
  1. koekte vast
  2. koekte vast
  3. koekte vast
  4. koekten vast
  5. koekten vast
  6. koekten vast
v.t.t.
  1. ben vastgekoekt
  2. bent vastgekoekt
  3. is vastgekoekt
  4. zijn vastgekoekt
  5. zijn vastgekoekt
  6. zijn vastgekoekt
v.v.t.
  1. was vastgekoekt
  2. was vastgekoekt
  3. was vastgekoekt
  4. waren vastgekoekt
  5. waren vastgekoekt
  6. waren vastgekoekt
o.t.t.t.
  1. zal vastkoeken
  2. zult vastkoeken
  3. zal vastkoeken
  4. zullen vastkoeken
  5. zullen vastkoeken
  6. zullen vastkoeken
o.v.t.t.
  1. zou vastkoeken
  2. zou vastkoeken
  3. zou vastkoeken
  4. zouden vastkoeken
  5. zouden vastkoeken
  6. zouden vastkoeken
diversen
  1. koek vast!
  2. koekt vast!
  3. vastgekoekt
  4. vastkoekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für vastkoeken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
cake cake; gebak; gebakje; korstgebak; taart; taartje
stick baton; hakhout; hockeystick; knoet; knuppel; loot; phylum; pook; schacht; slaghout; staaf; staf; stam; stang; stok; takje; twijg; versnellingshandel
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
cake vastkoeken
stick vastkoeken aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; blijven hangen; blijven steken; graaien; grijpen; grissen; haperen; iets vastkleven; jatten; kleven; klitten; lijmen; omhoogzitten; op hetzelfde niveau blijven; pikken; plakken; samenplakken; snaaien; stagneren; stokken; vast blijven hangen; vastkleven; vastlijmen; vastlopen; vastplakken; wegkapen

Wiktionary Übersetzungen für vastkoeken:

vastkoeken
verb
  1. Coat with a crust