Home ->Wörterbücher ->Niederländisch/Englisch ->übersetze spijlen

übersetze spijlen von Niederländische ins Englisch

Übersicht

Niederländisch nach Englisch: mehr Daten

spijlen:
- lattice; trellis; bars; lattice work
spijl:
- baluster; bar
Wiktionary:
- spijl → pole, rod
- spijl → bar, pole, rod, handle, shaft, staff, stake, stave, spar, stick, baton, cane, fishing rod

Niederländisch

Detailübersetzungen für spijlen (Niederländisch) ins Englisch

spijlen:

spijlen [de ~] Nomen, Plural

de spijlen (traliewerk; traliën)
the lattice; the trellis; the bars
- lattice [the ~] Nomen
- trellis [the ~] Nomen
- bars [the ~] Nomen
de spijlen (latwerk; raster; rastering)
the lattice work
- lattice work [the ~] Nomen

Übersetzung Matrix für spijlen:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
bars	spijlen; traliewerk; traliën	afsluitbomen; bars; cafés; dranklokalen; grendels; koffiehuizen; kroegen; proeflokalen; slagbomen; sluitbomen; staven
lattice	spijlen; traliewerk; traliën	raster; rastering; rasterwerk; rooster
lattice work	latwerk; raster; rastering; spijlen
trellis	spijlen; traliewerk; traliën

Verwandte Wörter für "spijlen":

spijl

spijlen form of spijl:

spijl [de ~] Nomen

de spijl (tralie; stijl)
the baluster; the bar
- baluster [the ~] Nomen
- bar [the ~] Nomen

Übersetzung Matrix für spijl:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
baluster	spijl; stijl; tralie
bar	spijl; stijl; tralie	bar; baton; buffet; café; coffeeshop; drankbuffet; dwarsbalk; dwarshout; gelagkamer; hindernis; hinderpaal; kroeg; kruishout; lokaliteit; pastille; plak; reep; reep chocolade; ritshout; roadblock; spon; staaf; staf; stang; stok; tablet; tap; tapkast; tapperij; taveerne; toog; versperring
Verb	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
bar		afgrendelen; afschermen; barricaderen; traliën; versperren

Verwandte Wörter für "spijl":

spijlen

Wiktionary Übersetzungen für spijl:

spijl

noun

techniek|nld staaf in een hek, traliewerk, balustrade etc.
- spijl → pole; rod

Cross Translation:

From	To	Via
• spijl	→ bar; pole; rod; handle; shaft; staff; stake; stave; spar	↔ barreau — barre de bois ou de fer qui sert de clôture.
• spijl	→ stick; rod; staff; stave; spar; baton; cane	↔ bâton — Morceau de bois assez long
• spijl	→ fishing rod; pole; bar; handle; shaft; staff; stake; stave; spar	↔ gaule — Grande perche.