Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. ontharen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für ontharen (Niederländisch) ins Englisch

ontharen:

ontharen Verb (onthaar, onthaart, onthaarde, onthaarden, onthaard)

  1. ontharen (epileren)
    to depilate
    • depilate Verb (depilates, depilated, depilating)

Konjugationen für ontharen:

o.t.t.
  1. onthaar
  2. onthaart
  3. onthaart
  4. ontharen
  5. ontharen
  6. ontharen
o.v.t.
  1. onthaarde
  2. onthaarde
  3. onthaarde
  4. onthaarden
  5. onthaarden
  6. onthaarden
v.t.t.
  1. heb onthaard
  2. hebt onthaard
  3. heeft onthaard
  4. hebben onthaard
  5. hebben onthaard
  6. hebben onthaard
v.v.t.
  1. had onthaard
  2. had onthaard
  3. had onthaard
  4. hadden onthaard
  5. hadden onthaard
  6. hadden onthaard
o.t.t.t.
  1. zal ontharen
  2. zult ontharen
  3. zal ontharen
  4. zullen ontharen
  5. zullen ontharen
  6. zullen ontharen
o.v.t.t.
  1. zou ontharen
  2. zou ontharen
  3. zou ontharen
  4. zouden ontharen
  5. zouden ontharen
  6. zouden ontharen
en verder
  1. ben onthaard
  2. bent onthaard
  3. is onthaard
  4. zijn onthaard
  5. zijn onthaard
  6. zijn onthaard
diversen
  1. onthaar!
  2. onthaart!
  3. onthaard
  4. ontharend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für ontharen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
depilate epileren; ontharen