Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. commanderend:
  2. commanderen:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für commanderend (Niederländisch) ins Englisch

commanderend:

commanderend Adjektiv

  1. commanderend

Übersetzung Matrix für commanderend:

AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
commanding commanderend

commanderen:

commanderen Verb (commandeer, commandeert, commandeerde, commandeerden, gecommandeerd)

  1. commanderen (bevel voeren over; leiden; aanvoeren; leidinggeven)
    to preside; to take the lead; be in command of; to command; to order
  2. commanderen (bevelen; gelasten; opdragen; )
    to order; to command; to charge
    • order Verb (orders, ordered, ordering)
    • command Verb (commands, commanded, commanding)
    • charge Verb (charges, charged, charging)
  3. commanderen (verordonneren; opdragen; decreteren; )
    to dedicate; to commission; to decree; to devote; to order; to dictate; to charge; to rule; to exert power; to force; to command
    • dedicate Verb (dedicates, dedicated, dedicating)
    • commission Verb (commissions, commissioned, commissioning)
    • decree Verb (decrees, decreed, dercreeing)
    • devote Verb (devotes, devoted, devoting)
    • order Verb (orders, ordered, ordering)
    • dictate Verb (dictates, dictated, dictating)
    • charge Verb (charges, charged, charging)
    • rule Verb (rules, ruled, ruling)
    • exert power Verb (exerts power, exerted power, exerting power)
    • force Verb (forces, forced, forcing)
    • command Verb (commands, commanded, commanding)

Konjugationen für commanderen:

o.t.t.
  1. commandeer
  2. commandeert
  3. commandeert
  4. commanderen
  5. commanderen
  6. commanderen
o.v.t.
  1. commandeerde
  2. commandeerde
  3. commandeerde
  4. commandeerden
  5. commandeerden
  6. commandeerden
v.t.t.
  1. heb gecommandeerd
  2. hebt gecommandeerd
  3. heeft gecommandeerd
  4. hebben gecommandeerd
  5. hebben gecommandeerd
  6. hebben gecommandeerd
v.v.t.
  1. had gecommandeerd
  2. had gecommandeerd
  3. had gecommandeerd
  4. hadden gecommandeerd
  5. hadden gecommandeerd
  6. hadden gecommandeerd
o.t.t.t.
  1. zal commanderen
  2. zult commanderen
  3. zal commanderen
  4. zullen commanderen
  5. zullen commanderen
  6. zullen commanderen
o.v.t.t.
  1. zou commanderen
  2. zou commanderen
  3. zou commanderen
  4. zouden commanderen
  5. zouden commanderen
  6. zouden commanderen
en verder
  1. ben gecommandeerd
  2. bent gecommandeerd
  3. is gecommandeerd
  4. zijn gecommandeerd
  5. zijn gecommandeerd
  6. zijn gecommandeerd
diversen
  1. commandeer!
  2. commandeert!
  3. gecommandeerd
  4. commanderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für commanderen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
charge aanklacht; beschuldiging; electrische lading; lading; proces verbaal; rapport; tenlastelegging; toeslag; verklaring
command aanvoeren; aanvoering; aanwijzing; autoriteit; beheersing; bevel; bevelschrift; commando; consigne; dienstorder; dwangbevel; gebod; gezag; heerschappij; instructie; leiding; macht; mate van bekwaamheid; opdracht; oppperbevel; order; taak; voorgaan; voorschrift
commission aanstelling; afsluitpremie; afsluitprovisie; benoeming; bevelschrift; commissie; installatie; lastbrief; makelaarsprovisie; mandaat; officiersaanstelling; provisie
decree afkondiging; arrest; beslissing; besluit; besluiten; decreet; maatregel; raadsbesluit; regeringsbesluit; schikking; uitvaardiging; voorziening
force aandrijfkracht; aandrijving; drijfkracht; forceren; geweld; heir; kracht; krijgsmacht; leger; legermacht; macht; mankracht; motor; opdringen; strijdmacht; stuwkracht; troepenmacht; vermogen
order aanwijzing; bestelling; bevel; bevelschrift; bezorging; commando; consigne; decoratie; dienstorder; dwangbevel; ereteken; gebod; instructie; lastbrief; lintje; mandaat; onderscheiding; onderscheidingsteken; opdracht; orde; order; overhandiging; regelmaat; ridderorde; taak; voorschrift; z-volgorde
rule bewind; dienstvoorschrift; filter; gezag; macht; overheersing; regel; regentschap; regeringsstelsel; regime; reglement; richtlijn; richtsnoer; staatsbestel; stelregel; voorschrift; wetmatigheid
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
be in command of aanvoeren; bevel voeren over; commanderen; leiden; leidinggeven
charge bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren aanklagen; beschuldigen; betichten; bevelen; casseren; chargeren; dicteren; factureren; gebieden; gelasten; in rekening brengen; incrimineren; overdrijven; ten laste leggen; tenlaste leggen; verdacht maken; verdenken; voorschrijven
command aanvoeren; bevel voeren over; bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; leiden; leidinggeven; opdragen; verordenen; verordonneren aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten
commission bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren
decree bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren afkondigen; decreteren; uitvaardigen
dedicate bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren toewijden
devote bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren toewijden
dictate bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren dicteren; een brief dicteren; gebieden; gelasten; ingeven; voorschrijven
exert power bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren gezaghebben; heersen; macht uitoefenen; overheersen; regeren
force bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren doordrijven; dwingen; dwingen te doen; forceren; noodzaken tot; opdringen
order aanvoeren; bevel voeren over; bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; leiden; leidinggeven; opdragen; verordenen; verordonneren aanrukken; afkondigen; bestellen; bevelen; catalogiseren; classificeren; decreteren; dicteren; een brief dicteren; gebieden; gelasten; gezaghebben; heersen; ingeven; macht uitoefenen; ordenen; orderen; organiseren; overheersen; rangordenen; rangschikken; regelen; regeren; schikken; uitvaardigen; voorschrijven
preside aanvoeren; bevel voeren over; commanderen; leiden; leidinggeven aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten
rule bevelen; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; verordonneren gezaghebben; heersen; heersen van griep; macht uitoefenen; overheersen; regeren; verspreiden van ziekte
take the lead aanvoeren; bevel voeren over; commanderen; leiden; leidinggeven
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
devote bemind; dierbaar; geliefd; lief; toegenegen

Wiktionary Übersetzungen für commanderen:

commanderen
verb
  1. het bevel voeren over
commanderen
verb
  1. to order