Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. zacht ruisen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für zacht ruisen (Niederländisch) ins Deutsch

zacht ruisen:

zacht ruisen Verb

  1. zacht ruisen (ruisen)
    rauschen; sausen; rascheln; säuseln
    • rauschen Verb (rausche, rauschst, rauscht, rauschte, rauschtet, gerauscht)
    • sausen Verb (sause, sausest, saust, sauste, saustet, gesaust)
    • rascheln Verb (raschele, raschelst, raschelt, raschelte, rascheltet, geraschelt)
    • säuseln Verb (säusele, säuselst, säuselt, säuselte, säuseltet, gesäuselt)

zacht ruisen [znw.] Nomen

  1. zacht ruisen

Übersetzung Matrix für zacht ruisen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
leise Rauschen zacht ruisen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
rascheln ruisen; zacht ruisen knapperen; knetteren; knisperen; ritselen
rauschen ruisen; zacht ruisen ruisen
sausen ruisen; zacht ruisen brullen; het uitgillen; kelderen; ruisen; suizelen; suizen; uitroepen; uitschreeuwen; zakken
säuseln ruisen; zacht ruisen draaien; fluisteren; kolken; ronddraaien; ruisen; smiespelen; smoezen; suizelen; suizen; temen

Computerübersetzung von Drittern:

Verwandte Übersetzungen für zacht ruisen