Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. wegsijpelen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für wegsijpelen (Niederländisch) ins Deutsch

wegsijpelen:

wegsijpelen Verb (sijpel weg, sijpelt weg, sijpelde weg, sijpelden weg, weggesijpeld)

  1. wegsijpelen
    sickern; absickern; durchsickern
    • sickern Verb (sickere, sickerst, sickert, sickerte, sickertet, gesickert)
    • absickern Verb
    • durchsickern Verb (durchsickere, durchsickerst, durchsickert, durchsickerte, durchsickertet, durchgesickert)

Konjugationen für wegsijpelen:

o.t.t.
  1. sijpel weg
  2. sijpelt weg
  3. sijpelt weg
  4. sijpelen weg
  5. sijpelen weg
  6. sijpelen weg
o.v.t.
  1. sijpelde weg
  2. sijpelde weg
  3. sijpelde weg
  4. sijpelden weg
  5. sijpelden weg
  6. sijpelden weg
v.t.t.
  1. ben weggesijpeld
  2. bent weggesijpeld
  3. is weggesijpeld
  4. zijn weggesijpeld
  5. zijn weggesijpeld
  6. zijn weggesijpeld
v.v.t.
  1. was weggesijpeld
  2. was weggesijpeld
  3. was weggesijpeld
  4. waren weggesijpeld
  5. waren weggesijpeld
  6. waren weggesijpeld
o.t.t.t.
  1. zal wegsijpelen
  2. zult wegsijpelen
  3. zal wegsijpelen
  4. zullen wegsijpelen
  5. zullen wegsijpelen
  6. zullen wegsijpelen
o.v.t.t.
  1. zou wegsijpelen
  2. zou wegsijpelen
  3. zou wegsijpelen
  4. zouden wegsijpelen
  5. zouden wegsijpelen
  6. zouden wegsijpelen
diversen
  1. sijpel weg!
  2. sijpelt weg!
  3. weggesijpeld
  4. wegsijpelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für wegsijpelen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
absickern wegsijpelen
durchsickern wegsijpelen afdruipen; doorsijpelen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; filteren; sijpelen; uitdruppelen
sickern wegsijpelen afdruipen; doorlekken; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; in straaltjes afdruipen; kelderen; onder water gaan; ondergaan; sijpelen; uitdruppelen; wegdruppelen; zakken; zinken