Übersicht


Niederländisch

Detailübersetzungen für verweerd (Niederländisch) ins Deutsch

verweerd:

verweerd Adjektiv

  1. verweerd
    verwittert; farblos

Übersetzung Matrix für verweerd:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
farblos verweerd beslagen; blank; bleek; dof; flauw; flets; glansloos; grauw; grauwkleurig; grijs; kleurloos; mat; niet helder; ongekleurd; vaal; verschoten; verveloos
verwittert verweerd

verweerd form of verweren:

verweren Verb (verweer, verweert, verweerde, verweerden, verweerd)

  1. verweren (verdedigen; afweren; weren)
    verteidigen
    • verteidigen Verb (verteidige, verteidigst, verteidigt, verteidigte, verteidigtet, verteidigt)
  2. verweren (wegstemmen; verwerpen; afwijzen; )
    abweisen; verweigern; ablehnen; zurückweisen; abschlagen
    • abweisen Verb (weise ab, weisest ab, weist ab, wies ab, wieset ab, abgewiesen)
    • verweigern Verb (verweigere, verweigerst, verweigert, verweigerte, verweigertet, verweigert)
    • ablehnen Verb (lehne ab, lehnst ab, lehnt ab, lehnte ab, lehntet ab, abgelehnt)
    • zurückweisen Verb (weise zurück, weist zurück, wies zurück, wiest zurück, zurückgewiesen)
    • abschlagen Verb (schlage ab, schlagst ab, schlagt ab, schlagte ab, schlagtet ab, abgeschlagen)

Konjugationen für verweren:

o.t.t.
  1. verweer
  2. verweert
  3. verweert
  4. verweren
  5. verweren
  6. verweren
o.v.t.
  1. verweerde
  2. verweerde
  3. verweerde
  4. verweerden
  5. verweerden
  6. verweerden
v.t.t.
  1. heb verweerd
  2. hebt verweerd
  3. heeft verweerd
  4. hebben verweerd
  5. hebben verweerd
  6. hebben verweerd
v.v.t.
  1. had verweerd
  2. had verweerd
  3. had verweerd
  4. hadden verweerd
  5. hadden verweerd
  6. hadden verweerd
o.t.t.t.
  1. zal verweren
  2. zult verweren
  3. zal verweren
  4. zullen verweren
  5. zullen verweren
  6. zullen verweren
o.v.t.t.
  1. zou verweren
  2. zou verweren
  3. zou verweren
  4. zouden verweren
  5. zouden verweren
  6. zouden verweren
diversen
  1. verweer!
  2. verweert!
  3. verweerd
  4. verwerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

verweren [het ~] Nomen

  1. het verweren (verwering; erosie)
    die Erosion; die Abnutzung
  2. het verweren (verdedigen; weren; afweren)
    Abwehren; Verteidigen; Wehren

Übersetzung Matrix für verweren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Abnutzung erosie; verweren; verwering slijtage; slijting; vlasoogst
Abwehren afweren; verdedigen; verweren; weren
Erosion erosie; verweren; verwering erosie; slijtage; slijting
Verteidigen afweren; verdedigen; verweren; weren
Wehren afweren; verdedigen; verweren; weren
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ablehnen afketsen; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen afdrijven; afketsen; afkeuren; afstellen; afstemmen; afwijzen; bedanken; bijstellen; danken; declineren; ongeschikt verklaren; ontheffen; ontslaan; regelen; ricocheren; uitsturen; verlijeren; vertikken; verwerpen; verzenden; wegsturen; wegzenden; weigeren; wraken
abschlagen afketsen; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen abstineren; afbikken; afketsen; afkeuren; afkloppen; afslaan; afstemmen; afwijzen; afwimpelen; bedanken; danken; onthouden; ricocheren; verwerpen; wegbikken
abweisen afketsen; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen afketsen; afkeuren; afschepen; afstemmen; afwijzen; afwimpelen; negeren; ontheffen; ontslaan; ricocheren; uitsturen; verwerpen; verzenden; wegsturen; wegzenden; weigeren
verteidigen afweren; verdedigen; verweren; weren bepleiten; pleiten
verweigern afketsen; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen afketsen; ricocheren; verbieden
zurückweisen afketsen; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen afketsen; afkeuren; afstemmen; afwijzen; bedanken; danken; ontheffen; ontslaan; ricocheren; uitsturen; verwerpen; verzenden; wegsturen; wegzenden; weigeren

Wiktionary Übersetzungen für verweren:


Cross Translation:
FromToVia
verweren behaupten; beschützen; verteidigen; abwehren; in Schutz nehmen défendreprotéger une personne contre une attaque.