Niederländisch
Detailübersetzungen für verschalen (Niederländisch) ins Deutsch
verschalen:
-
verschalen
Konjugationen für verschalen:
o.t.t.
- verschaal
- verschaalt
- verschaalt
- verschalen
- verschalen
- verschalen
o.v.t.
- verschaalde
- verschaalde
- verschaalde
- verschaalden
- verschaalden
- verschaalden
v.t.t.
- ben verschaald
- bent verschaald
- is verschaald
- zijn verschaald
- zijn verschaald
- zijn verschaald
v.v.t.
- was verschaald
- was verschaald
- was verschaald
- waren verschaald
- waren verschaald
- waren verschaald
o.t.t.t.
- zal verschalen
- zult verschalen
- zal verschalen
- zullen verschalen
- zullen verschalen
- zullen verschalen
o.v.t.t.
- zou verschalen
- zou verschalen
- zou verschalen
- zouden verschalen
- zouden verschalen
- zouden verschalen
diversen
- verschaal!
- verschaalt!
- verschaald
- verschalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für verschalen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
schalwerden | verschalen | |
verschalen | verschalen |
Computerübersetzung von Drittern: