Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. vermelden:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für vermelden (Niederländisch) ins Deutsch

vermelden:

vermelden Verb (vermeld, vermeldt, vermeldde, vermeldden, vermeld)

  1. vermelden (noemen; erbij zeggen)
    erwähnen; melden; erklären; ausschreiben; mitteilen; nennen; benennen; bekanntgeben; informieren; titulieren
    • erwähnen Verb (erwähne, erwähnst, erwähnt, erwähnte, erwähntet, erwähnt)
    • melden Verb (melde, meldst, meldt, meldte, meldtet, gemeldet)
    • erklären Verb (erkläre, erklärst, erklärt, erklärte, erklärtet, erklärt)
    • ausschreiben Verb (schreibe aus, schreibst aus, schreibt aus, schrieb aus, schriebt aus, ausgeschrieben)
    • mitteilen Verb (teile mit, teilst mit, teilt mit, teilte mit, teiltet mit, mitgeteilt)
    • nennen Verb (nenne, nennst, nennt, nannte, nanntet, genannt)
    • benennen Verb (benenne, benennst, benennt, benannte, benanntet, benannt)
    • informieren Verb (informiere, informierst, informiert, informierte, informiertet, informiert)
    • titulieren Verb (tituliere, titulierst, tituliert, titulierte, tituliertet, tituliert)

Konjugationen für vermelden:

o.t.t.
  1. vermeld
  2. vermeldt
  3. vermeldt
  4. vermelden
  5. vermelden
  6. vermelden
o.v.t.
  1. vermeldde
  2. vermeldde
  3. vermeldde
  4. vermeldden
  5. vermeldden
  6. vermeldden
v.t.t.
  1. heb vermeld
  2. hebt vermeld
  3. heeft vermeld
  4. hebben vermeld
  5. hebben vermeld
  6. hebben vermeld
v.v.t.
  1. had vermeld
  2. had vermeld
  3. had vermeld
  4. hadden vermeld
  5. hadden vermeld
  6. hadden vermeld
o.t.t.t.
  1. zal vermelden
  2. zult vermelden
  3. zal vermelden
  4. zullen vermelden
  5. zullen vermelden
  6. zullen vermelden
o.v.t.t.
  1. zou vermelden
  2. zou vermelden
  3. zou vermelden
  4. zouden vermelden
  5. zouden vermelden
  6. zouden vermelden
diversen
  1. vermeld!
  2. vermeldt!
  3. vermeld
  4. vermeldend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für vermelden:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ausschreiben erbij zeggen; noemen; vermelden uitloven; uitschrijven
bekanntgeben erbij zeggen; noemen; vermelden afkondigen; aflezen; afroepen; bekend maken; bekendmaken; berichten; iets melden; openbaar maken; openbaren; oplezen; publiceren; uitbrengen
benennen erbij zeggen; noemen; vermelden benoemen; bestempelen; betitelen; een naam geven; in functie aanstellen; met name noemen; noemen; vernoemen
erklären erbij zeggen; noemen; vermelden accentueren; begrijpelijk maken; belichten; beschrijven; mening kenbaar maken; nader verklaren; ontvouwen; ophelderen; opklaren; toelichten; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken; verhelderen; verklaren; verkondigen; weergeven
erwähnen erbij zeggen; noemen; vermelden gewag maken van; gewagen; melding maken van; onthouden; opnemen; opslaan
informieren erbij zeggen; noemen; vermelden attenderen; berichten; bewust maken; iets melden; informeren; inlichten; kennisgeven van; navraag doen; navragen; op de hoogte brengen; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen; wijzen; zeggen
melden erbij zeggen; noemen; vermelden aangeven; berichten; declareren; iets aankondigen; iets melden; in aantocht zijn; informeren; meedelen; melden; rapporteren; verhaal vertellen; verhalen; verslag uitbrengen; vertellen; zich aandienen; zich aanmelden; zich melden; zich opgeven; zich voordoen
mitteilen erbij zeggen; noemen; vermelden berichten; beschrijven; iets melden; informeren; inlichten; klikken; mededelen; meedelen; melden; op de hoogte brengen; rapporteren; tippen; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiteenzetten; uiten; uiting geven aan; van iets in kennis stellen; verhaal vertellen; verhalen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden; verslag uitbrengen; vertellen; vertolken; verwittigen; verwoorden; waarschuwen; zeggen
nennen erbij zeggen; noemen; vermelden benoemen; bestempelen; betitelen; een naam geven; noemen; opnoemen; opsommen; vernoemen
titulieren erbij zeggen; noemen; vermelden tituleren

Verwandte Definitionen für "vermelden":

  1. noemen of opschrijven1
    • hij vermeldt in zijn brief niet de precieze datum1

Wiktionary Übersetzungen für vermelden:


Cross Translation:
FromToVia
vermelden erwähnen mention — make a short reference something
vermelden nennen name — to identify, define, specify
vermelden erwähnen; nennen; anführen mentionnerciter, nommer ou indiquer, de vive voix ou par écrit.

Computerübersetzung von Drittern: